English-Dutch dictionary »

let meaning in Dutch

EnglishDutch
I lost my wallet phrase

ik heb mijn portemonnee verlorenphrase

I want to go to the toilet phrase

ik moet naar de wcphrase

ik moet naar het toiletphrase

iceberg lettuce (vegetable)
noun
[UK: ˈaɪs.bɜːɡ ˈle.tɪs]
[US: ˈaɪs.bərɡ ˈle.təs]

ijsbergslasubstantief
{f}

incompletable (Not completable.)
adjective

onvoltooibaarbijvoeglijk naamwoord

incomplete (not complete)
adjective
[UK: ˌɪnk.əm.ˈpliːt]
[US: ˌɪnk.əm.ˈpliːt]

inkompleetbijvoeglijk naamwoord

inlet [inlets] (body of water let into a coast)
noun
[UK: ˈɪn.let]
[US: ˈɪn.ˌlet]

inhamsubstantief
{n}

islet [islets] (small island)
noun
[UK: ˈaɪ.lɪt]
[US: ˈaɪ.lɪt]

eilandjesubstantief

leaflet [leaflets] (small plant leaf)
noun
[UK: ˈliː.flɪt]
[US: ˈliː.flət]

blaadjesubstantief
{n}; folder {m}

least auklet (bird)
noun

dwergalksubstantief

live and let live (be tolerant)
verb
[UK: lɪv ənd let lɪv]
[US: ˈlɪv ænd ˈlet ˈlɪv]

leef en laat levenwerkwoord

love letter (letter about the author's love)
noun
[UK: ˈlʌv ˈle.tə(r)]
[US: ˈlʌv ˈle.tər]

liefdesbriefsubstantief
{m}

lumpenproletariat (in Marxism: the lowest stratum of the proletariat)
noun
[UK: lˌʌmpənprəʊltˈeərɪˌat]
[US: lˌʌmpənproʊltˈerɪˌæt]

lompenproletariaatsubstantief
{n}

man of letters (a literary man)
noun

literaatsubstantief
{m}

martlet (depiction of a mythological bird)
noun
[UK: ˈmɑːt.lɪt]
[US: ˈmɑːrt.lɪt]

merletsubstantief
{f}

millet [millets] (any of a group of various types of grass or its grains used as food)
noun
[UK: ˈmɪ.lɪt]
[US: ˈmɪ.lət]

gierstsubstantief
{m} {f}

mistletoe [mistletoes] (any of several hemiparasitic evergreen plants of the order Santalales)
noun
[UK: ˈmɪsl.təʊ]
[US: ˈmɪ.səlˌto.ʊ]

maretaksubstantief
{m}

mistelsubstantief
{m}

vogellijmsubstantief
{m}

monophyletic adjective
[UK: mˌɒnəʊfaɪlˈetɪk]
[US: mˌɑːnoʊfaɪlˈeɾɪk]

monofyletischbijvoeglijk naamwoord

muleta ((bullfighting) red flag)
noun

muletasubstantief
{m} {f}

mullet [mullets] (fish of the family Mugilidae (grey mullets))
noun
[UK: ˈmʌ.lɪt]
[US: ˈmʌ.lət]

hardersubstantief
{m}

mullet [mullets] (hairstyle)
noun
[UK: ˈmʌ.lɪt]
[US: ˈmʌ.lət]

matjesubstantief
{n}

nektapijtsubstantief
{n}

musculoskeletal (of, or relating to both muscles and the skeleton)
adjective

musculoskeletaalbijvoeglijk naamwoord

newsletter [newsletters] (publication)
noun
[UK: ˈnjuːz.le.tə(r)]
[US: ˈnuːz.ˌle.tər]

nieuwsbriefsubstantief
{m}

NP-complete (both NP and NP-hard)
adjective

NP-compleetbijvoeglijk naamwoord

NP-volledigbijvoeglijk naamwoord

nutlet (small nut)
noun
[UK: ˈnʌt.lɪt]
[US: ˈnʌt.lɪt]

nootjesubstantief
{n}

obsolete (in biology: imperfectly developed)
adjective
[UK: ˈɒb.sə.liːt]
[US: ˈɑːb.sə.ˌlit]

rudimentairbijvoeglijk naamwoord

obsolete (no longer in use)
adjective
[UK: ˈɒb.sə.liːt]
[US: ˈɑːb.sə.ˌlit]

achterhaaldbijvoeglijk naamwoord

in onbruikbijvoeglijk naamwoord

verouderdbijvoeglijk naamwoord

omelette [omelettes] (dish made with beaten eggs)
noun
[UK: ˈɒm.lɪt]
[US: ˈɒm.lɪt]

omeletsubstantief
{f}

outlet [outlets] (vent)
noun
[UK: ˈaʊt.let]
[US: ˈaʊˌt.let]

uitlaatsubstantief
{m}

owlet [owlets] (a young owl)
noun
[UK: ˈaʊ.lɪt]
[US: ˈaʊ.lɪt]

uilskuikensubstantief
{n}

paletot (A loose outer jacket, overcoat)
noun
[UK: ˈpæl.təʊ]
[US: ˈpæ.lɪto.ʊ]

jassubstantief
{m}

overjassubstantief
{m}

palette [palettes] (board)
noun
[UK: ˈpæ.lɪt]
[US: ˈpæ.lət]

paletsubstantief
{n}

palette knife (knife used in painting)
noun

paletmessubstantief
{n}

3456