English-Dutch dictionary »

let meaning in Dutch

EnglishDutch
let [let, let, letting, lets] (to allow)
verb
[UK: let]
[US: ˈlet]

latenwerkwoord

toestaanwerkwoord

let [let, let, letting, lets] (to put up for rent)
verb
[UK: let]
[US: ˈlet]

verhurenwerkwoord

let alone (leave alone)
verb
[UK: let ə.ˈləʊn]
[US: ˈlet əˈloʊn]

met rust latenwerkwoord

let alone (to say nothing of)
conjunction
[UK: let ə.ˈləʊn]
[US: ˈlet əˈloʊn]

gezwegen vanvoegwoord

laat staanvoegwoord

om maar te zwijgen vanvoegwoord

let bygones be bygones (to disregard or ignore a past difficulty in a relationship or an offence)
verb
[UK: let ˈbaɪ.ɡɒnz bi ˈbaɪ.ɡɒnz]
[US: ˈlet ˈbaɪ.ˌɡɒnz bi ˈbaɪ.ˌɡɒnz]

geen oude koeien uit de sloot halenwerkwoord

zand eroverwerkwoord

let down (to allow to descend)
verb
[UK: let daʊn]
[US: ˈlet ˈdaʊn]

neerlatenwerkwoord

let down (to disappoint)
verb
[UK: let daʊn]
[US: ˈlet ˈdaʊn]

teleurstellenwerkwoord

let go (to no longer hold on)
verb
[UK: let ɡəʊ]
[US: ˈlet ˈɡoʊ]

loslatenwerkwoord

let him who is without sin cast the first stone (only those who are faultless have the right to pass judgment on others)
phrase

de eerste steen maar gooienphrase

laat hij die zelf nooit zondigtphrase

let in (to let someone or something come in)
verb
[UK: let ɪn]
[US: ˈlet ɪn]

binnenlatenwerkwoord

let sleeping dogs lie (leave things as they are)
verb
[UK: let ˈsliːp.ɪŋ dɒɡz laɪ]
[US: ˈlet sˈliːp.ɪŋ ˈdɑːɡz ˈlaɪ]

slapende honden wekt men nietwerkwoord

let there be light phrase

daar zij lichtphrase

let's (let us; forming first-person plural imperative)
verb
[UK: lets]
[US: ˈlets]

laten wewerkwoord

let's go (expression of encouragement, cheer)
phrase
[UK: lets ɡəʊ]
[US: ˈlets ˈɡoʊ]

kom aan!phrase

kom op!phrase

kom!phrase

let's go (hortative of go)
phrase
[UK: lets ɡəʊ]
[US: ˈlets ˈɡoʊ]

laten we gaanphrase

let's go (hurry up)
phrase
[UK: lets ɡəʊ]
[US: ˈlets ˈɡoʊ]

komphrase

kom nouphrase

kom opphrase

schiet opphrase

schiete opphrase

lethal (of, pertaining to, or causing death; deadly; mortal; fatal)
adjective
[UK: ˈliːθ.l̩]
[US: ˈliːθ.l̩]

dodelijkbijvoeglijk naamwoord

lethargy [lethargies] (pathological state of fatigue)
noun
[UK: ˈle.θə.dʒi]
[US: ˈle.θər.dʒi]

futloosheidsubstantief
{f}

lusteloosheidsubstantief
{f}

slaapzuchtsubstantief
{f}

lethargy [lethargies] (state of extreme torpor or apathy)
noun
[UK: ˈle.θə.dʒi]
[US: ˈle.θər.dʒi]

lethargiesubstantief
{f}

onverschilligheidsubstantief
{f}

letter [letters] (a symbol in an alphabet)
noun
[UK: ˈle.tə(r)]
[US: ˈle.tər]

boekstaafsubstantief
{m}

karaktersubstantief
{n}

lettersubstantief
{f}

lettertekensubstantief
{n}

letter [letters] (written message)
noun
[UK: ˈle.tə(r)]
[US: ˈle.tər]

briefsubstantief
{m}

letter carrier (post office employee)
noun

postbezorgersubstantief

postbodesubstantief

12