English-Dutch dictionary »

doe meaning in Dutch

EnglishDutch
doe [does] (female deer)
noun
[UK: dəʊ]
[US: ˈdoʊ]

hindesubstantief
{f}

doe [does] (female fallow deer)
noun
[UK: dəʊ]
[US: ˈdoʊ]

damherthindesubstantief
{f}

doe [does] (female hare)
noun
[UK: dəʊ]
[US: ˈdoʊ]

moerhaassubstantief
{f}

doe [does] (female rabbit)
noun
[UK: dəʊ]
[US: ˈdoʊ]

moer [moeren]substantief

voedstersubstantief

doe [does] (female roe deer)
noun
[UK: dəʊ]
[US: ˈdoʊ]

reegeitsubstantief
{f}

does a bear shit in the woods (emphatic yes by way of an idiomatic, rhetorical question)
phrase

is de paus katholiekphrase

schijt een beer in het bosphrase

does anyone here speak English (does anyone here speak English?)
phrase

spreekt hier iemand Engelsphrase

crime doesn't pay (if you a commit a crime you will most likely be punished for it)
phrase

misdaad loont nietphrase

evildoer [evildoers] (person who performs evil acts)
noun
[UK: ˈiː.vəl.ˌduːə(r)]
[US: ˈiː.vəl.ˌduːər]

overtredersubstantief
{m}

slechteriksubstantief
{m}

hors d'oeuvre [hors d'oeuvres] (appetizer)
noun
[UK: ˈhɔːz ˈdɜːv]
[US: ˈhɔːrz ˈdɝːv]

hors-d'oeuvresubstantief
{m}

how much does it cost (how much is it?)
phrase

hoe duur is het? hoeveel kost het?phrase

it doesn't matter phrase
[UK: ɪt ˈdʌznt ˈmæ.tə(r)]
[US: ˈɪt ˈdʌ.zənt ˈmæ.tər]

het maakt niet uitphrase

het maakt niets uitphrase

maakt niks uitphrase

scheelt me niksphrase

money does not smell phrase

geld stinkt nietphrase

money doesn't grow on trees (you must work in order to have money)
phrase
[UK: ˈmʌ.ni ˈdʌznt ɡrəʊ ɒn triːz]
[US: ˈmʌ.ni ˈdʌ.zənt ˈɡroʊ ɑːn ˈtriːz]

het geld groeit me niet op de rugphrase

one swallow does not a summer make (one instance of an event does not necessarily indicate a trend)
phrase
[UK: wʌn ˈswɒ.ləʊ dʌz nɒt ə ˈsʌ.mə(r) ˈmeɪk]
[US: wʌn ˈswɑːlo.ʊ ˈdəz ˈnɑːt ə ˈsʌ.mər ˈmeɪk]

een zwaluw maakt nog geen lentephrase

een zwaluw maakt nog geen zomerphrase

één ooievaar maakt nog geen zomerphrase

één zwaluw maakt de lente nietphrase

outdo [outdid, outdone, outdoing, outdoes] (to go beyond)
verb
[UK: aʊt.ˈduː]
[US: ˌɑːwt.ˈduː]

overtreffenwerkwoord

overdo [overdid, overdone, overdoing, overdoes] (to do too much of something)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈduː]
[US: ˌoʊv.ə.ˈduː]

overdrijvenwerkwoord

pseudoephedrine (sympathomimetic alkaloid)
noun

pseudo-efedrinesubstantief

redo [redid, redone, redoing, redoes] (to do again)
verb
[UK: ˌriː.ˈduː]
[US: ri.ˈduː]

herdoenwerkwoord

the apple does not fall far from the tree (a child is similar to its parents)
phrase

een appel valt niet ver van de boomphrase

undo [undid, undone, undoing, undoes] (to reverse)
verb
[UK: ʌn.ˈduː]
[US: ʌn.ˈduː]

ongedaan makenwerkwoord

ontdoenwerkwoord

tenietdoenwerkwoord

undo [undid, undone, undoing, undoes] (to unfasten)
verb
[UK: ʌn.ˈduː]
[US: ʌn.ˈduː]

losmakenwerkwoord

where does this bus go phrase

waar gaat deze bus naartoe?phrase

where does this train go phrase

waar gaat deze trein naartoe?phrase