English-Dutch dictionary »

detachment meaning in Dutch

EnglishDutch
detachment [detachments] (impartiality)
noun
[UK: dɪ.ˈtæt.ʃmənt]
[US: də.ˈtæt.ʃmənt]

onpartijdigheidsubstantief

detachment [detachments] (indifference)
noun
[UK: dɪ.ˈtæt.ʃmənt]
[US: də.ˈtæt.ʃmənt]

afstandelijkheidsubstantief

gereserveerdheidsubstantief

detachment [detachments] (military unit)
noun
[UK: dɪ.ˈtæt.ʃmənt]
[US: də.ˈtæt.ʃmənt]

detachementsubstantief

detacheringsubstantief

detachment [detachments] (separation)
noun
[UK: dɪ.ˈtæt.ʃmənt]
[US: də.ˈtæt.ʃmənt]

losrakingsubstantief

scheidingsubstantief