English | Dutch |
---|---|
depose [deposed, deposing, deposes] (to give evidence or testimony) verb [UK: dɪ.ˈpəʊz] [US: dɪˈpoʊz] | getuigenwerkwoord getuigenis afleggenwerkwoord |
depose [deposed, deposing, deposes] (to interrogate and elicit testimony) verb [UK: dɪ.ˈpəʊz] [US: dɪˈpoʊz] | eed getuigenis/ afleggen afnemenwerkwoord laten getuigenwerkwoord verhorenwerkwoord |
depose [deposed, deposing, deposes] (to put - or lay something down) verb [UK: dɪ.ˈpəʊz] [US: dɪˈpoʊz] | neerleggenwerkwoord |
depose [deposed, deposing, deposes] (to remove (a leader) from office) verb [UK: dɪ.ˈpəʊz] [US: dɪˈpoʊz] | afzettenwerkwoord onttronenwerkwoord uit het ambt ontzettenwerkwoord |
depose [deposed, deposing, deposes] (to take an oath) verb [UK: dɪ.ˈpəʊz] [US: dɪˈpoʊz] | een/de eed afleggen/ zwerenwerkwoord |