English-Dutch dictionary »

call meaning in Dutch

EnglishDutch
callous (emotionally hardened)
adjective
[UK: ˈkæ.ləs]
[US: ˈkæ.ləs]

botbijvoeglijk naamwoord

gevoelloosbijvoeglijk naamwoord

hardbijvoeglijk naamwoord

harteloosbijvoeglijk naamwoord

ongevoeligbijvoeglijk naamwoord

callous (having calluses)
adjective
[UK: ˈkæ.ləs]
[US: ˈkæ.ləs]

eeltigbijvoeglijk naamwoord

Callovian proper noun

Callovieneigennam

callow (immature, lacking in life experience)
adjective
[UK: ˈkæ.ləʊ]
[US: ˈkælo.ʊ]

groenbijvoeglijk naamwoord

onervarenbijvoeglijk naamwoord

onrijpbijvoeglijk naamwoord

callow (unfledged)
adjective
[UK: ˈkæ.ləʊ]
[US: ˈkælo.ʊ]

ongevederdbijvoeglijk naamwoord

callus [calluses] (hardened part of the skin)
noun
[UK: ˈkæ.ləs]
[US: ˈkæ.ləs]

eeltsubstantief
{n}

abiotically (in an abiotic manner)
adverb

in afwezigheid van levenbijwoord

acoustically (in an acoustic manner)
adverb
[UK: əˈk.uː.stɪk.l̩i]
[US: əˈk.uː.stɪk.l̩i]

akoestischbijwoord

alphabetically (arranged in the sequence of the alphabet)
adverb
[UK: ˌæl.fə.ˈbe.tɪk.l̩i]
[US: ˌæl.fə.ˈbe.tɪk.l̩i]

alfabetischbijwoord

anthropologically (in a manner which pertains to anthropology)
adverb
[UK: ˌæn.θrəʊ.pɒ.ˈlɒ.dʒɪk.l̩i]
[US: ˌænθro.ʊ.pɒ.ˈlɒ.dʒɪk.l̩i]

antropologischbijwoord

astronomically (relating to astronomy)
adverb
[UK: ˌæ.strə.ˈnɒ.mɪk.l̩i]
[US: ˌæ.strə.ˈnɑː.mɪk.l̩i]

astronomischbijwoord

automatically (In an automatic manner)
adverb
[UK: ˌɔː.tə.ˈmæ.tɪk.l̩i]
[US: ˌɒ.tə.ˈmæ.tɪk.l̩i]

automatischbijwoord

be called (to have a specific name)
verb
[UK: bi kɔːld]
[US: bi ˈkɒld]

hetenwerkwoord

beck and call (summons and control, in a position as an attendant or servant)
noun

iemand op zijn wenken bedienensubstantief

Caracalla (emperor)
proper noun

Caracallaeigennam

catcall [catcalls] (shout or whistle expressing dislike)
noun
[UK: ˈkætk.ɔːl]
[US: ˈkætˌkɒl]

boegeroepsubstantief
{n}

fluitconcertsubstantief
{n}

categorically (In a categorical manner)
adverb
[UK: ˌkæ.tɪ.ˈɡɒ.rɪk.l̩i]
[US: ˌkæ.tə.ˈɡɑː.rɪk.l̩i]

categorischbijwoord

corpus callosum [corpus callosa] (Band of nerves connecting hemispheres)
noun
[UK: ˈkɔː.pəs]
[US: ˈkɔːr.pəs]

corpus callosumsubstantief
{n}

hersenbalksubstantief
{m}

critically (in a critical manner, with criticism)
adverb
[UK: ˈkrɪ.tɪk.l̩i]
[US: ˈkrɪ.tɪk.ə.li]

kritiekbijwoord

desperate times call for desperate measures (in adverse circumstances, actions that might have been rejected may become the best choice)
phrase

nood breekt wetphrase

nood breekt wettenphrase

duty calls (expresses that the speaker has something they must do)
phrase

de plicht roeptphrase

emphatically (in an emphatic manner)
adverb
[UK: ɪm.ˈfæ.tɪk.l̩i]
[US: em.ˈfæ.tɪk.l̩i]

nadrukkelijkbijwoord

enthusiastically (in an enthusiastic manner)
adverb
[UK: ɪn.ˌθjuː.zɪ.ˈæ.stɪk.l̩i]
[US: en.ˌθuː.zi.ˈæ.stɪk.l̩i]

enthousiastbijwoord

etymologically (Based on or belonging to etymology)
adverb
[UK: ˌe.tɪ.ˈmɒ.lə.dʒi.li]
[US: ˌe.tɪ.ˈmɒ.lə.dʒi.li]

etymologischbijwoord

fantastically (in a fantastic manner)
adverb
[UK: fæn.ˈtæ.stɪk.l̩i]
[US: fæn.ˈtæ.stɪk.l̩i]

fantastischbijwoord

geographically (in a geographical manner)
adverb
[UK: ˌdʒɪə.ˈɡræ.fɪk.l̩i]
[US: ˌdʒiə.ˈɡræ.fɪk.ə.li]

geografischbijwoord

hypothetically (in a hypothetical way)
adverb
[UK: ˌhaɪ.pə.ˈθe.tɪk.l̩i]
[US: ˌhaɪ.pə.ˈθe.tɪk.l̩i]

hypothetischbijwoord

I'll call the police phrase

ik bel de politiephrase

intrinsically (in an intrinsic manner, internally, essentially)
adverb
[UK: ɪn.ˈtrɪn.sɪk.l̩i]
[US: ˌɪn.ˈtrɪn.sɪk.ə.li]

innerlijkbijwoord

intrinsiekbijwoord

wezenlijkbijwoord

123↑

Your history

    Online dictionaries

    Might be interested