English-Dutch dictionary »

best meaning in Dutch

EnglishDutch
best (to beat)
verb
[UK: best]
[US: ˈbest]

overmeesterenwerkwoord

overwinnenwerkwoord

slaanwerkwoord

verslaanwerkwoord

well [better, best] (in good health)
adjective
[UK: wel]
[US: ˈwel]

gezondbijvoeglijk naamwoord

best man (primary attendant to the groom)
noun
[UK: ˈbest.ˈmæn]
[US: ˈbest.ˈmæn]

getuige voor de bruidegomsubstantief

best regards (polite closing of a letter)
noun
[UK: best rɪ.ˈɡɑːdz]
[US: ˈbest rɪ.ˈɡɑːrdz]

met vriendelijke groetensubstantief

bestiality (sexual activity with animals)
noun
[UK: ˌbe.stɪ.ˈæ.lɪ.ti]
[US: bes.ˈtʃæ.lə.ti]

bestialiteitsubstantief
{f}

bestiary [bestiaries] (A medieval treatise of animals)
noun
[UK: ˈbe.stɪə.ri]
[US: ˈbe.stɪə.ri]

bestiariumsubstantief
{n}

bestow [bestowed, bestowing, bestows] (to present a thing as a gift or honour)
verb
[UK: bɪ.ˈstəʊ]
[US: bəˈsto.ʊ]

schenkenwerkwoord

toekennenwerkwoord

bestseller (book or thing sold in large numbers)
noun
[UK: ˌbest.ˈse.lə(r)]
[US: ˌbest.ˈse.lər]

bestsellersubstantief
{m}

succesboeksubstantief
{m}

all the best interjection

het besteinterjection

asbestos (any of several fibrous mineral forms of magnesium silicate)
noun
[UK: æs.ˈbe.stəs]
[US: æˈs.be.stəs]

asbestsubstantief
{n}

dumb [dumber, dumbest] (extremely stupid)
adjective
[UK: dʌm]
[US: ˈdəm]

dombijvoeglijk naamwoord

stombijvoeglijk naamwoord

he who laughs last laughs best (success is better after you've endured ridicule)
phrase

best lachtphrase

lacht het bestphrase

wie het laatst lachtphrase

wie laatst lachtphrase

honesty is the best policy phrase

eerlijk duurt het langstphrase

numb [number, numbest] (physically unable to feel)
adjective
[UK: ˈnʌm]
[US: ˈnʌm]

bewusteloosbijvoeglijk naamwoord

verdoofdbijvoeglijk naamwoord

verkleumdbijvoeglijk naamwoord

verstijfdbijvoeglijk naamwoord

revenge is a dish best served cold (revenge is best or most satisfying when delayed)
phrase

mijn wraak zal zoet zijnphrase

Sunday best (person's finest clothing)
noun

zondagse paksubstantief
{n}