English-Dutch dictionary »

ale meaning in Dutch

EnglishDutch
repeal [repealed, repealing, repeals] (to cancel)
verb
[UK: rɪ.ˈpiːl]
[US: rə.ˈpiːl]

afschaffenwerkwoord

annulerenwerkwoord

herroepenwerkwoord

terugtrekkenwerkwoord

reveal [revealed, revealing, reveals] (to uncover)
verb
[UK: rɪ.ˈviːl]
[US: rɪ.ˈviːl]

onthullenwerkwoord

zich ontpoppenwerkwoord

Richter scale (logarithmic scale)
proper noun
[UK: ˈrɪk.tə(r) skeɪl]
[US: ˈrɪk.tər ˈskeɪl]

schaal van Richtereigennam

Saint Valentine's Day proper noun

Valentijneigennam
{m}

valentijnsdageigennam
{m}

sale [sales] (act of putting up for auction to the highest bidder)
noun
[UK: seɪl]
[US: ˈseɪl]

veilingsubstantief
{f}

veilingverkoopsubstantief
{m}

sale [sales] (exchange of goods or services for currency or credit)
noun
[UK: seɪl]
[US: ˈseɪl]

verkoopsubstantief
{m}

sale [sales] (sale of goods at reduced prices)
noun
[UK: seɪl]
[US: ˈseɪl]

soldensubstantief
{m}

uitverkoopsubstantief
{m}

saleable (suitable for sale)
adjective
[UK: ˈseɪ.ləb.l̩]
[US: ˈseɪ.ləb.l̩]

verkoopbaarbijvoeglijk naamwoord

Salerno (city)
proper noun
[UK: sə.ˈlɜː.nəʊ]
[US: sə.ˈlerno.ʊ]

Salernoeigennam

salesman [salesmen] (man whose job it is to sell things)
noun
[UK: ˈseɪlz.mən]
[US: ˈseɪlz.mən]

verkopersubstantief
{m}

salesperson [salespersons] (person who sells)
noun
[UK: ˈseɪlz.pɜːs.n̩]
[US: ˈseɪlz.ˌpər.sn̩]

verkopersubstantief
{m}

scale [scales] (dish of a balance)
noun
[UK: skeɪl]
[US: ˈskeɪl]

weegschaalsubstantief
{f}

scale [scales] (keratin pieces covering the skin of certain animals)
noun
[UK: skeɪl]
[US: ˈskeɪl]

schubsubstantief
{c}

scale [scales] (sequence for measurement)
noun
[UK: skeɪl]
[US: ˈskeɪl]

schaalsubstantief
{f}

scale [scales] (series of notes)
noun
[UK: skeɪl]
[US: ˈskeɪl]

toonladdersubstantief
{f}

scale [scaled, scaling, scales] (to change size of)
verb
[UK: skeɪl]
[US: ˈskeɪl]

opschalenwerkwoord

scale insect (small parasitic insect of superfamily Coccoidea)
noun

schildluis [schildluizen]substantief
{m}

scale model (three-dimensional copy or representation of something)
noun
[UK: skeɪl ˈmɒd.l̩]
[US: ˈskeɪl ˈmɑːd.l̩]

schaalmodelsubstantief

scalene (having sides unequal in length)
adjective
[UK: ˌskeɪ.liːn ˈtraɪæŋ.ɡl̩]
[US: ˌskeɪ.liːn ˈtraɪæŋ.ɡl̩]

ongelijkzijdigbijvoeglijk naamwoord

scalene triangle (triangle having each of its three sides of different lengths)
noun

ongelijkzijdige driehoeksubstantief

scales (device for weighing goods for sale)
noun
[UK: skeɪlz]
[US: ˈskeɪlz]

weegschaalsubstantief
{f}

scrap dealer noun

schroothandelaarsubstantief
{m}

seal [sealed, sealing, seals] (to place a seal on (a document))
verb
[UK: siːl]
[US: ˈsiːl]

verzegelenwerkwoord

season finale noun

seizoensfinalesubstantief

Senegalese (person from Senegal)
noun
[UK: ˌse.nɪ.ɡə.ˈliːz]
[US: ˌse.nɪ.ɡə.ˈliːz]

Senegaleessubstantief
{m}

Senegalesesubstantief
{f}

Senegalese (pertaining to Senegal)
adjective
[UK: ˌse.nɪ.ɡə.ˈliːz]
[US: ˌse.nɪ.ɡə.ˈliːz]

Senegaleesbijvoeglijk naamwoord

Senegalesebijvoeglijk naamwoord

series finale (the final episode of a television series)
noun

reeks conclusiesubstantief

shale gas (natural gas)
noun
[UK: ʃeɪl ɡæs]
[US: ˈʃeɪl ˈɡæs]

schaliegassubstantief
{n}

sperm whale [sperm whales] (Physeter catodon)
noun
[UK: spɜːm weɪl]
[US: ˈspɝːm ˈweɪl]

potvissubstantief
{m}

squeal [squealed, squealing, squeals] (to scream a high-pitched squeal)
verb
[UK: skwiːl]
[US: ˈskwiːl]

krijsenwerkwoord

snierkenwerkwoord

5678