English-Dutch dictionary »

afghan meaning in Dutch

EnglishDutch
Afghan (Afghan hound)
noun
[UK: ˈæf.ɡæn]
[US: ˈæf.ˌɡæn]

afghaansubstantief
{m}

Afghaanse windhondsubstantief
{m}

Afghan (Pashto language)
proper noun
[UK: ˈæf.ɡæn]
[US: ˈæf.ˌɡæn]

Afghaanseigennam
{n}

Pasjtoeeigennam
{n}

Afghan (person from Afghanistan)
noun
[UK: ˈæf.ɡæn]
[US: ˈæf.ˌɡæn]

Afghaansubstantief
{m}

Afghaansesubstantief
{f}

Afghan (person of Pashtun ethnicity)
noun
[UK: ˈæf.ɡæn]
[US: ˈæf.ˌɡæn]

Pathaansubstantief
{m}

Pathaansesubstantief
{f}

Afghan (pertaining to Afghanistan)
adjective
[UK: ˈæf.ɡæn]
[US: ˈæf.ˌɡæn]

Afghaansbijvoeglijk naamwoord

Afghan (pertaining to Pashtun)
adjective
[UK: ˈæf.ɡæn]
[US: ˈæf.ˌɡæn]

Pathaansbijvoeglijk naamwoord

Afghan Hound noun
[UK: ˈæf.ɡæn haʊnd]
[US: ˈæf.ˌɡæn ˈhaʊnd]

afghaansubstantief
{m}

Afghaanse windhondsubstantief
{m}

Afghanistan (country)
proper noun
[UK: æf.ˌɡæ.nɪ.ˈstɑːn]
[US: æf.ˈɡæ.nə.ˌstæn]

Afghanistaneigennam
{n}

Islamic Republic of Afghanistan (official name of Afghanistan)
proper noun
[UK: ɪz.ˈlæ.mɪk rɪ.ˈpʌ.blɪk əv æf.ˌɡæ.nɪ.ˈstɑːn]
[US: ˌɪz.ˈlɑː.mɪk ri.ˈpʌ.blək əv æf.ˈɡæ.nə.ˌstæn]

Islamitische Republiek Afghanistaneigennam
{f}