Engels-Nederlands woordenboek »

tin betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
act [acted, acting, acts] (to perform a theatrical role)
verb
[UK: ækt]
[US: ˈækt]

optredenwerkwoord

opvoerenwerkwoord

spelenwerkwoord

toneelspelenwerkwoord

act [acted, acting, acts] (to respond to information)
verb
[UK: ækt]
[US: ˈækt]

reagerenwerkwoord

actinium (chemical element)
noun
[UK: æk.ˈtɪ.nɪəm]
[US: æk.ˈtɪ.niːəm]

actiniumsubstantief
{n}

activate [activated, activating, activates] (to put into operation)
verb
[UK: ˈæk.tɪ.veɪt]
[US: ˈæk.tə.ˌvet]

aanzettenwerkwoord

activerenwerkwoord

inschakelenwerkwoord

actuate [actuated, actuating, actuates] (to activate; put into motion)
verb
[UK: ˈæk.tʃueɪt]
[US: ˈæk.tʃə.ˌwet]

aandrijvenwerkwoord

actuate [actuated, actuating, actuates] (to incite to action)
verb
[UK: ˈæk.tʃueɪt]
[US: ˈæk.tʃə.ˌwet]

aanzettenwerkwoord

adapt [adapted, adapting, adapts] (to fit by alteration)
verb
[UK: ə.ˈdæpt]
[US: ə.ˈdæpt]

bewerkenwerkwoord

adapt [adapted, adapting, adapts] (to make suitable)
verb
[UK: ə.ˈdæpt]
[US: ə.ˈdæpt]

aanpassenwerkwoord

adjudicate [adjudicated, adjudicating, adjudicates] (to settle a legal case or other dispute)
verb
[UK: ə.ˈdʒuː.dɪk.eɪt]
[US: ə.ˈdʒuː.dɪˌket]

berechtenwerkwoord

adjust [adjusted, adjusting, adjusts] (to improve or rectify)
verb
[UK: ə.ˈdʒʌst]
[US: ə.ˈdʒəst]

herzienwerkwoord

verbeterenwerkwoord

adjust [adjusted, adjusting, adjusts] (to modify)
verb
[UK: ə.ˈdʒʌst]
[US: ə.ˈdʒəst]

aanpassenwerkwoord

verstellenwerkwoord

admit [admitted, admitting, admits] (to allow (one) to enter on an office or to enjoy a privilege)
verb
[UK: əd.ˈmɪt]
[US: əd.ˈmɪt]

toestaanwerkwoord

admit [admitted, admitting, admits] (to allow to enter; to grant entrance)
verb
[UK: əd.ˈmɪt]
[US: əd.ˈmɪt]

binnenlatenwerkwoord

toegang verlenenwerkwoord

toelatenwerkwoord

admit [admitted, admitting, admits] (to concede as true)
verb
[UK: əd.ˈmɪt]
[US: əd.ˈmɪt]

bekennenwerkwoord

toegevenwerkwoord

adopt [adopted, adopting, adopts] (to take by choice into relationship, as, child, heir, friend, citizen)
verb
[UK: ə.ˈdɒpt]
[US: ə.ˈdɑːpt]

aannemenwerkwoord

adopterenwerkwoord

adopt [adopted, adopting, adopts] (to take or receive as one's own what is not so naturally)
verb
[UK: ə.ˈdɒpt]
[US: ə.ˈdɑːpt]

goed keurenwerkwoord

adumbrate [adumbrated, adumbrating, adumbrates] (To give a vague outline.)
verb
[UK: ˈæ.dəm.breɪt]
[US: ˈæ.dəm.breɪt]

de contouren vluchtig schetsenwerkwoord

adumbrate [adumbrated, adumbrating, adumbrates] (To obscure or overshadow.)
verb
[UK: ˈæ.dəm.breɪt]
[US: ˈæ.dəm.breɪt]

overschaduwenwerkwoord

advert [adverted, adverting, adverts] (To turn attention)
verb
[UK: ˈæd.vɜːt]
[US: ˈæd.vərt]

aandacht vestigen opwerkwoord

verwijzenwerkwoord

advocate [advocated, advocating, advocates] (argue for)
verb
[UK: ˈæd.vək.eɪt]
[US: ˈæd.vəkət]

bepleitenwerkwoord

advocate [advocated, advocating, advocates] (encourage support for)
verb
[UK: ˈæd.vək.eɪt]
[US: ˈæd.vəkət]

aanbevelenwerkwoord

affect [affected, affecting, affects] (to infect or harm)
verb
[UK: ə.ˈfekt]
[US: ə.ˈfekt]

aantastenwerkwoord

affect [affected, affecting, affects] (to influence or alter)
verb
[UK: ə.ˈfekt]
[US: ə.ˈfekt]

beïnvloedenwerkwoord

affect [affected, affecting, affects] (to make a false display of)
verb
[UK: ə.ˈfekt]
[US: ə.ˈfekt]

veinzenwerkwoord

affect [affected, affecting, affects] (to move to emotion)
verb
[UK: ə.ˈfekt]
[US: ə.ˈfekt]

emotionerenwerkwoord

ontroerenwerkwoord

afflict [afflicted, afflicting, afflicts] (to cause pain to)
verb
[UK: ə.ˈflɪkt]
[US: ə.ˈflɪkt]

bedroevenwerkwoord

kwellenwerkwoord

3456

Zoek geschiedenis