Engels-Nederlands woordenboek »

tin betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
abominate [abominated, abominating, abominates] (to dislike strongly)
verb
[UK: ə.ˈbɒ.mɪ.neɪt]
[US: ə.ˈbɒ.mɪ.neɪt]

walgen vanwerkwoord

abominate [abominated, abominating, abominates] (to feel disgust towards, to hate in the highest degree)
verb
[UK: ə.ˈbɒ.mɪ.neɪt]
[US: ə.ˈbɒ.mɪ.neɪt]

verachtenwerkwoord

verafschuwenwerkwoord

abort [aborted, aborting, aborts] (aeronautics: to terminate a mission involving a missile or rocket)
verb
[UK: ə.ˈbɔːt]
[US: ə.ˈbɔːrt]

afbrekenwerkwoord

voortijdig beëindigenwerkwoord

abort [aborted, aborting, aborts] (biology: to become checked in normal development)
verb
[UK: ə.ˈbɔːt]
[US: ə.ˈbɔːrt]

onvolgroeid blijvenwerkwoord

abort [aborted, aborting, aborts] (computing: to terminate a process prior to completion)
verb
[UK: ə.ˈbɔːt]
[US: ə.ˈbɔːrt]

annulerenwerkwoord

stoppenwerkwoord

abort [aborted, aborting, aborts] (to cause a premature termination)
verb
[UK: ə.ˈbɔːt]
[US: ə.ˈbɔːrt]

aborterenwerkwoord

beëindigenwerkwoord

doen mislukkenwerkwoord

abort [aborted, aborting, aborts] (to miscarry)
verb
[UK: ə.ˈbɔːt]
[US: ə.ˈbɔːrt]

miskraam hebbenwerkwoord

voortijdig bevallenwerkwoord

abort [aborted, aborting, aborts] (to stop or fail at something in the preliminary stages)
verb
[UK: ə.ˈbɔːt]
[US: ə.ˈbɔːrt]

doen stoppen in een vroegtijdig stadiumwerkwoord

voortijdig afbrekenwerkwoord

abreact [abreacted, abreacting, abreacts] (eliminate previously repressed emotions)
verb
[UK: əbrɪˈakt]
[US: əbrɪˈækt]

afreagerenwerkwoord

abrogate [abrogated, abrogating, abrogates] (to annul by an authoritative act)
verb
[UK: ˈæ.brə.ɡeɪt]
[US: ˈæ.brə.ˌɡet]

abrogerenwerkwoord

afschaffenwerkwoord

opheffenwerkwoord

abrogate [abrogated, abrogating, abrogates] (to put an end to)
verb
[UK: ˈæ.brə.ɡeɪt]
[US: ˈæ.brə.ˌɡet]

tenietdoenwerkwoord

absentee voting (postal voting)
noun

stemming per briefsubstantief
{m}

abstinence (delay of spending)
noun
[UK: ˈæb.stɪ.nəns]
[US: ˈæb.stə.nəns]

uitstel van betalingsubstantief

abstinence (specifically, abstinence from alcohol)
noun
[UK: ˈæb.stɪ.nəns]
[US: ˈæb.stə.nəns]

abstinentiesubstantief
{f}

alcoholonthoudingsubstantief
{f}

geheelonthoudingsubstantief
{f}

abstinence (the act or practice of abstaining)
noun
[UK: ˈæb.stɪ.nəns]
[US: ˈæb.stə.nəns]

onthoudingsubstantief
{f}

abstinent (one who abstains)
noun
[UK: ˈæb.stɪ.nənt]
[US: ˈæb.stə.nənt]

abstinentsubstantief
{m}

onthoudersubstantief
{m}

abstinent (refraining from indulgence)
adjective
[UK: ˈæb.stɪ.nənt]
[US: ˈæb.stə.nənt]

bescheidenbijvoeglijk naamwoord

matigbijvoeglijk naamwoord

soberbijvoeglijk naamwoord

zich onthoudendbijvoeglijk naamwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to abridge, epitomize, or summarize)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

samenvattenwerkwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to create an artistic abstraction of)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

abstraherenwerkwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to draw off)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

afleidenwerkwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to extract by means of distillation)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

onttrekkenwerkwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to remove; to take away; to withdraw)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

terugtrekkenwerkwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to separate; to disengage)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

afzonderenwerkwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to steal)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

ontvreemdenwerkwoord

abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to withdraw oneself)
verb
[UK: ˈæb.strækt]
[US: æb.ˈstrækt]

zich terugtrekkenwerkwoord

1234