Engels-Nederlands woordenboek »

tin betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
abate [abated, abating, abates] ((obsolete) to omit or remove (a part from a whole), see also: deduct; subtract)
verb
[UK: ə.ˈbeɪt]
[US: ə.ˈbeɪt]

aftrekkenwerkwoord

overslaanwerkwoord

weglatenwerkwoord

abate [abated, abating, abates] (to give no consideration to (something); to treat as an exception)
verb
[UK: ə.ˈbeɪt]
[US: ə.ˈbeɪt]

uitsluitenwerkwoord

abate [abated, abating, abates] (to lessen (something) in force or intensity, see also: moderate)
verb
[UK: ə.ˈbeɪt]
[US: ə.ˈbeɪt]

afnemenwerkwoord

bedarenwerkwoord

luwenwerkwoord

verminderenwerkwoord

verzwakkenwerkwoord

abate [abated, abating, abates] verb
[UK: ə.ˈbeɪt]
[US: ə.ˈbeɪt]

reducerenwerkwoord

verlichtenwerkwoord

verliezen; verlagenwerkwoord

abbreviate [abbreviated, abbreviating, abbreviates] (to make shorter)
verb
[UK: ə.ˈbriː.vieɪt]
[US: ə.ˈbriː.vi.ˌet]

afkortenwerkwoord

inkortenwerkwoord

verkortenwerkwoord

abbreviate [abbreviated, abbreviating, abbreviates] (to reduce to lower terms)
verb
[UK: ə.ˈbriː.vieɪt]
[US: ə.ˈbriː.vi.ˌet]

versimpelenwerkwoord

abdicate [abdicated, abdicating, abdicates] (to disclaim and expel from family, see also: disinherit)
verb
[UK: ˈæb.dɪk.eɪt]
[US: ˈæb.dəˌket]

ontervenwerkwoord

abdicate [abdicated, abdicating, abdicates] (to reject, cast off, discard)
verb
[UK: ˈæb.dɪk.eɪt]
[US: ˈæb.dəˌket]

afwijzenwerkwoord

verstotenwerkwoord

weigerenwerkwoord

abdicate [abdicated, abdicating, abdicates] (to renounce a throne or other high office)
verb
[UK: ˈæb.dɪk.eɪt]
[US: ˈæb.dəˌket]

abdicerenwerkwoord

aftredenwerkwoord

troonsafstand doenwerkwoord

abdicate [abdicated, abdicating, abdicates] (to surrender or relinquish as sovereign power; to withdraw from filling or exercising)
verb
[UK: ˈæb.dɪk.eɪt]
[US: ˈæb.dəˌket]

afstand doen vanwerkwoord

abduct [abducted, abducting, abducts] (to draw away from its ordinary position)
verb
[UK: æb.ˈdʌkt]
[US: æb.ˈdʌkt]

abducerenwerkwoord

abduct [abducted, abducting, abducts] (to take away)
verb
[UK: æb.ˈdʌkt]
[US: æb.ˈdʌkt]

kidnappenwerkwoord

ontvoerenwerkwoord

abet [abetted, abetting, abets] (to assist or encourage in crime)
verb
[UK: ə.ˈbet]
[US: ə.ˈbet]

aanmoedigenwerkwoord

aansporenwerkwoord

aanzettenwerkwoord

ophitsenwerkwoord

abet [abetted, abetting, abets] (to support, uphold, or aid)
verb
[UK: ə.ˈbet]
[US: ə.ˈbet]

bijstaanwerkwoord

meehelpen aanwerkwoord

ondersteunenwerkwoord

ablastin (antibody efficient against some protozoans)
noun

ablastinesubstantief
{m}

abnegate [abnegated, abnegating, abnegates] (to deny oneself something)
verb
[UK: ˈæb.nɪ.ɡeɪt]
[US: ˈæb.nə.ɡeɪt]

ontzeggenwerkwoord

abnegate [abnegated, abnegating, abnegates] (to reject, to deny)
verb
[UK: ˈæb.nɪ.ɡeɪt]
[US: ˈæb.nə.ɡeɪt]

afzwerenwerkwoord

verwerpenwerkwoord

verzakenwerkwoord

abominate [abominated, abominating, abominates] (to dislike strongly)
verb
[UK: ə.ˈbɒ.mɪ.neɪt]
[US: ə.ˈbɒ.mɪ.neɪt]

gruwelen vanwerkwoord

123