Engels-Nederlands woordenboek »

on betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
on the other hand (from another point of view)
preposition
[UK: ɒn ðə ˈʌð.ə(r) hænd]
[US: ɑːn ðə ˈʌð.r̩ ˈhænd]

anderzijdspreposition

daarentegenpreposition

on the safe side preposition

veiligheidshalvepreposition

on the sly (slyly, in an inconspicuous manner, so as not to be seen; secretly; stealthily)
adverb
[UK: ɒn ðə slaɪ]
[US: ɑːn ðə sˈlaɪ]

in het geheimbijwoord

on the street (without a home)
preposition

op straatpreposition

on the tip of one's tongue (known but not quite remembered)
preposition

op het puntje van zijn tongpreposition

on the way (coming)
preposition
[UK: ɒn ðə ˈweɪ]
[US: ɑːn ðə ˈweɪ]

onderwegpreposition

on the way (whilst travelling)
adverb
[UK: ɒn ðə ˈweɪ]
[US: ɑːn ðə ˈweɪ]

onderwegbijwoord

on the whole (for the most part)
preposition
[UK: ɒn ðə həʊl]
[US: ɑːn ðə hoʊl]

grotendeelspreposition

in het algemeenpreposition

on time (punctually)
adverb
[UK: ɒn ˈtaɪm]
[US: ɑːn ˈtaɪm]

op tijdbijwoord

stiptbijwoord

on your mark, get set, go (three-command start of racing)
phrase
[UK: ɒn jɔː(r) mɑːk ˈɡet set ɡəʊ]
[US: ɑːn ˈjɔːr ˈmɑːrk ˈɡet ˈset ˈɡoʊ]

af!phrase

klaarphrase

op uw plaatsenphrase

on your marks (Interjection used to start a race, followed by "Get set, go!" or "Set, go!".)
interjection

op uw plaatseninterjection

onager [onagers] (Asiatic wild ass or hemione)
noun
[UK: ˈɒ.nə.ɡə]
[US: ˈɑː.nə.dʒər]

onagersubstantief
{m}

onanism (masturbation)
noun
[UK: ˈəʊnənˌɪzəm]
[US: ˈoʊnənˌɪzəm]

onanismesubstantief

once (as soon as)
conjunction
[UK: wʌns]
[US: ˈwəns]

zodravoegwoord

once (formerly)
adverb
[UK: wʌns]
[US: ˈwəns]

ooitbijwoord

once (one and only one time)
adverb
[UK: wʌns]
[US: ˈwəns]

een keerbijwoord

eenmaalbijwoord

eensbijwoord

once again (one more time)
adverb
[UK: wʌns ə.ˈɡen]
[US: ˈwəns ə.ˈɡen]

wederombijwoord

once bitten, twice shy (one is cautious in the future if hurt in the past)
phrase

door schade en schande wordt men wijsphrase

een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steenphrase

once in a while (occasionally)
adverb
[UK: wʌns ɪn ə waɪl]
[US: ˈwəns ɪn ə ˈwaɪl]

nu en danbijwoord

once upon a time (traditional beginning of children’s stories, especially fairy tales)
adverb
[UK: wʌns ə.ˈpɒn ə ˈtaɪm]
[US: ˈwəns ə.ˈpɑːn ə ˈtaɪm]

er was eensbijwoord

oncologic (of or pertaining to oncology)
adjective

oncologischbijvoeglijk naamwoord

oncology [oncologies] (branch of medicine)
noun
[UK: ɑːŋˈk.ɑː.lə.dʒi]
[US: ɑːŋˈk.ɑː.lə.dʒi]

oncologiesubstantief
{f}

oncologist [oncologists] (one who specialises in oncology)
noun
[UK: ɑːŋˈk.ɑː.lə.dʒəst]
[US: ɑːŋˈk.ɑː.lə.dʒəst]

oncologesubstantief
{f}

oncoloogsubstantief
{m}

one (cardinal number 1)
numeral
[UK: wʌn]
[US: wʌn]

ééntelwoord

eentelwoord

one (impersonal pronoun)
pronoun
[UK: wʌn]
[US: wʌn]

expressed by nominalization when following an adjectivepronoun

menpronoun

one after another (in single file)
adverb
[UK: wʌn ˈɑːf.tə(r) ə.ˈnʌð.ə(r)]
[US: wʌn ˈæf.tər ə.ˈnʌð.r̩]

de een na de anderbijwoord

one and a half numeral
[UK: wʌn ənd ə hɑːf]
[US: wʌn ænd ə ˈhæf]

anderhalftelwoord

one another (idiomatic, reciprocal pronoun)
pronoun
[UK: wʌn ə.ˈnʌð.ə(r)]
[US: wʌn ə.ˈnʌð.r̩]

elkaarpronoun

elkanderpronoun

123

Zoek geschiedenis