Engels-Nederlands woordenboek »
lest betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| stale [staler, stalest] (having lost its freshness) adjective [UK: steɪl] [US: ˈsteɪl] | oudbakkenbijvoeglijk naamwoord verschaaldbijvoeglijk naamwoord vervallenbijvoeglijk naamwoord |
| stale [staler, stalest] (no longer new or interesting) adjective [UK: steɪl] [US: ˈsteɪl] | ouderwetsbijvoeglijk naamwoord |
| State of Palestine (country) proper noun | Staat Palestinaeigennam |
| still [stiller, stillest] (not moving, calm) adjective [UK: stɪl] [US: ˈstɪl] | stilbijvoeglijk naamwoord |
| subtle [subtler, subtlest] (hard to grasp) adjective [UK: ˈsʌt.l̩] [US: ˈsʌt.l̩] | subtielbijvoeglijk naamwoord |
| tall [taller, tallest] (of a building) adjective [UK: tɔːl] [US: ˈtɒl] | hoogbijvoeglijk naamwoord |
| tall [taller, tallest] (of a person) adjective [UK: tɔːl] [US: ˈtɒl] | grootbijvoeglijk naamwoord langbijvoeglijk naamwoord |
| tall [taller, tallest] (of a story) adjective [UK: tɔːl] [US: ˈtɒl] | ongeloofwaardigbijvoeglijk naamwoord |
| tranquil [tranquiller, tranquillest] adjective [UK: ˈtræŋ.kwɪl] [US: ˈtræŋ.kwəl] | rustigbijvoeglijk naamwoord |
| vile [viler, vilest] (morally low) adjective [UK: vaɪl] [US: ˈvaɪl] | verachtelijkbijvoeglijk naamwoord |
