Dutch-English dictionary »

kort meaning in English

DutchEnglish
kort bijvoeglijk naamwoord

acute [acuter, acutest](brief, quick, short)
adjective
[UK: ə.ˈkjuːt] [US: ə.ˈkjuːt]

brief [briefer, briefest](of short duration)
adjective
[UK: briːf] [US: ˈbriːf]

short [shorter, shortest](having a small distance between ends or edges)
adjective
[UK: ʃɔːt] [US: ˈʃɔːrt]

kort en krachtig bijvoeglijk naamwoord

short-winded(concise and to the point)
adjective
[UK: ʃɔːt ˈwɪnd.ɪd] [US: ˈʃɔːrt ˈwɪnd.ɪd]

kort houden werkwoord

curtail [curtailed, curtailing, curtails](limit or restrict)
verb
[UK: kɜː.ˈteɪl] [US: kər.ˈteɪl]

kort verhaal substantief
{n}

short story [short stories](work of fiction)
noun
[UK: ʃɔːt ˈstɔː.ri] [US: ˈʃɔːrt ˈstɔː.ri]

kortaf bijvoeglijk naamwoord

abrupt [abrupter, abruptest](curt in manner)
adjective
[UK: ə.ˈbrʌpt] [US: ə.ˈbrʌpt]

brusque [brusquer, brusquest](rudely abrupt, see also: curt; unfriendly)
adjective
[UK: bruːsk] [US: ˈbrəsk]

curt [curter, curtest]adjective
[UK: kɜːt] [US: ˈkɝːt]

kortbekzeekoet substantief

thick-billed murre [thick-billed murres](Uria lomvia)
noun
[UK: θɪk bɪld murre ] [US: θɪk bɪld murre ]

kortdurend bijvoeglijk naamwoord

short-term [shorter-term, shortest-term](of a short duration of time)
adjective
[UK: ˈʃɔːt tɜːm] [US: ˈʃɔːrt tɝːm]

korte bijvoeglijk naamwoord

short [shorter, shortest]adjective
[UK: ʃɔːt] [US: ˈʃɔːrt]

korte inhoud substantief

abridgment [abridgments](shortened version)
noun
[UK: ə.ˈbrɪdʒ.mənt] [US: ə.ˈbrɪdʒ.mənt]

korte inhoud substantief
{m}

abstract [abstracts](an abridgement or summary)
noun
[UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]

korte samenvatting substantief
{f}

upshot [upshots](concise summary)
noun
[UK: ˈʌp.ʃɒt] [US: ˈʌp.ˌʃɑːt]

kortegolf bijvoeglijk naamwoord
{f}

shortwave(of radio waves)
adjective
[UK: ˈʃɔː.ˈtweɪv] [US: ˈʃɔːr.ˈtweɪv]

korten werkwoord

lessen [lessened, lessening, lessens](to make less)
verb
[UK: ˈles.n̩] [US: ˈles.n̩]

kortetermijngeheugen substantief
{n}

short-term memorynoun

kortgebondenheid substantief
{m}

abruptness(suddenness)
noun
[UK: ə.ˈbrʌpt.nəs] [US: ə.ˈbrʌpt.nəs]

korting substantief

abatement [abatements](the act of abating or the state of being abated)
noun
[UK: ə.ˈbeɪt.mənt] [US: ə.ˈbeɪt.mənt]

premium [premiums](something offered at a reduced price as an inducement to buy something else)
noun
[UK: ˈpriː.mɪəm] [US: ˈpriː.miəm]

reduction [reductions]noun
[UK: rɪ.ˈdʌk.ʃn̩] [US: rə.ˈdək.ʃn̩]

korting substantief
{c}

discount [discounts](reduction in price)
noun
[UK: ˈdɪs.kaʊnt] [US: ˈdɪs.kaʊnt]

kortlopend bijvoeglijk naamwoord

short-term [shorter-term, shortest-term](of a short duration of time)
adjective
[UK: ˈʃɔːt tɜːm] [US: ˈʃɔːrt tɝːm]

kortom bijwoord

altogether(on the whole; everything considered)
adverb
[UK: ˌɔːl.tə.ˈɡeð.ə(r)] [US: ˌɒl.tə.ˈɡeð.r̩]

kortsluiten werkwoord

dialog(discuss)
verb
[UK: ˈdaɪə.lɒɡ] [US: ˈdaɪə.lɔːɡ]

dialogue(discuss)
verb
[UK: ˈdaɪə.lɒɡ] [US: ˈdaɪə.ˌlɒɡ]

kortsluiting substantief
{f}

short circuit(unintentional connection)
noun
[UK: ˈʃɔːt.ˈsɜːkɪt] [US: ˈʃɔːt.ˈsɜːkɪt]

kortsnavelboomkruiper substantief
{m}

Eurasian treecreeper(Certhia familiaris)
noun

kortstaartbuizerd substantief

short-tailed hawk(Buteo brachyurus)
noun

kortstaartpapegaai substantief

short-tailed parrot(Graydidascalus brachyurus)
noun

kortstondig bijvoeglijk naamwoord

brief [briefer, briefest](of short duration)
adjective
[UK: briːf] [US: ˈbriːf]

ephemeral(lasting for a short period of time)
adjective
[UK: ɪ.ˈfe.mə.rəl] [US: e.ˈfe.mə.rəl]

instant(momentary)
adjective
[UK: ˈɪn.stənt] [US: ˈɪn.stənt]

transient(remaining for only a brief time)
adjective
[UK: ˈtræn.zɪənt] [US: ˈtræn.ʒənt]

kortstondig bijwoord

summarily(briefly)
adverb
[UK: ˈsʌ.mə.rə.li] [US: sə.ˈme.rə.li]

kortwieken werkwoord

curtail [curtailed, curtailing, curtails](cut short an animal's tail)
verb
[UK: kɜː.ˈteɪl] [US: kər.ˈteɪl]

kortwijlig bijvoeglijk naamwoord

short-winded(concise and to the point)
adjective
[UK: ʃɔːt ˈwɪnd.ɪd] [US: ˈʃɔːrt ˈwɪnd.ɪd]

kortzichtig bijvoeglijk naamwoord

blinkered(having tunnel vision (figurative))
adjective
[UK: ˈblɪŋkə(r)d] [US: ˈblɪŋkərd]

kortzichtigheid substantief
{f}

myopia [myopias](lack of imagination, discernment or long-range perspective in thinking or planning)
noun
[UK: maɪ.ˈəʊ.pɪə] [US: maɪˈo.ʊ.pɪə]