abstract meaning in Dutch

English	Dutch
abstract (absent in mind) adjective [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	afwezigbijvoeglijk naamwoord verstrooidbijvoeglijk naamwoord
abstract [abstracts] (an abridgement or summary) noun [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	korte inhoudsubstantief {m} resumésubstantief {n} samenvattingsubstantief {f}
abstract [abstracts] (an abstract work of art) noun [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	abstract kunstwerksubstantief {n}
abstract [abstracts] (an abstraction) noun [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	abstract begripsubstantief {n} abstracte termsubstantief {m} abstractiesubstantief {f}
abstract [abstracts] (an extract of a vegetable substance) noun [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	uittrekselsubstantief {n}
abstract (apart from practice or reality; not concrete) adjective [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	abstractbijvoeglijk naamwoord theoretischbijvoeglijk naamwoord
abstract (difficult to understand) adjective [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	algemeenbijvoeglijk naamwoord vaagbijvoeglijk naamwoord
abstract (extracted) adjective [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	onttrokkenbijvoeglijk naamwoord
abstract (separate) adjective [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	afgezonderdbijvoeglijk naamwoord gescheidenbijvoeglijk naamwoord
abstract [abstracts] (something that concentrates in itself the qualities of something else) noun [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	essentiesubstantief {f}
abstract [abstracts] (that which is abstract) noun [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	abstract ietssubstantief {n}
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to abridge, epitomize, or summarize) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	samenvattenwerkwoord
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to create an artistic abstraction of) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	abstraherenwerkwoord
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to draw off) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	afleidenwerkwoord
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to extract by means of distillation) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	onttrekkenwerkwoord
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to remove; to take away; to withdraw) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	terugtrekkenwerkwoord
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to separate; to disengage) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	afzonderenwerkwoord
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to steal) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	ontvreemdenwerkwoord
abstract [abstracted, abstracting, abstracts] (to withdraw oneself) verb [UK: ˈæb.strækt] [US: æb.ˈstrækt]	zich terugtrekkenwerkwoord
abstract algebra (branch of mathematics) noun	abstracte algebrasubstantief
abstract art (art that does not depict objects in the natural world) noun [UK: ˈæb.strækt ɑːt] [US: æb.ˈstrækt ˈɑːrt]	abstracte kunstsubstantief {f} non-figuratieve kunstsubstantief {f}
Abstract Expressionism (genre of modern art) noun	abstract expressionismesubstantief {n}
abstract noun (noun that denotes an abstract concept) noun [UK: ˈæb.strækt naʊn] [US: æb.ˈstrækt ˈnaʊn]	abstract substantiefsubstantief {n} abstractumsubstantief {n}
abstracted (inattentive to surrounding objects) adjective [UK: ˈæb.stræk.tɪd] [US: ˈæb.ˌstræk.təd]	verstrooidbijvoeglijk naamwoord
abstracted (separated or disconnected) adjective [UK: ˈæb.stræk.tɪd] [US: ˈæb.ˌstræk.təd]	absentbijvoeglijk naamwoord afwezigbijvoeglijk naamwoord in gedachten verdieptbijvoeglijk naamwoord
abstractedly (in an abstracted manner) adverb [UK: æb.ˈstræk.tɪd.li] [US: æb.ˈstræk.tɪd.li]	in abstractobijwoord in theoriebijwoord
abstractedness (state of being abstracted) noun [UK: æb.ˈstræk.tɪd.nɪs] [US: æb.ˈstræk.tɪd.nes]	verstrooidheidsubstantief

12 >↑

abstract meaning in Dutch

Your history

Online dictionaries

Might be interested