Dutch-English dictionary »

gebruik meaning in English

DutchEnglish
gebruik substantief

custom [customs](long-established practice)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm] [US: ˈkʌ.stəm]

gebruik substantief
{n}

employment [employments](use, purpose)
noun
[UK: ɪmˈplo.ɪ.mənt] [US: em.ˌplɔɪ.mənt]

manipulation [manipulations](practice of manipulating)
noun
[UK: mə.ˌnɪ.pjʊ.ˈleɪʃ.n̩] [US: mə.ˌnɪ.pjə.ˈleɪʃ.n̩]

usage [usages](act of using something; use)
noun
[UK: ˈjuː.sɪdʒ] [US: ˈjuː.sədʒ]

use [uses](act of using)
noun
[UK: ˈjuːs] [US: ˈjuːs]

utilisation [utilisations](act of using)
noun
[UK: ˌjuːtɪlaɪˈzeɪʃən] [US: ˌjuːtɪlaɪˈzeɪʃən]

gebruik maken van werkwoord

take advantage of(make use of)
verb
[UK: teɪk əd.ˈvɑːn.tɪdʒ əv] [US: ˈteɪk æd.ˈvæn.tɪdʒ əv]

gebruiken werkwoord

handle [handled, handling, handles](to use the hands)
verb
[UK: ˈhæn.dl̩] [US: ˈhæn.dl̩]

use [used, using, uses](employ, apply)
verb
[UK: ˈjuːs] [US: ˈjuːs]

utilise [utilised, utilising, utilises](to make use of; to use)
verb
[UK: ˈjuːtɪˌlaɪz] [US: ˈjuːtɪˌlaɪz]

gebruiken substantief

custom [customs](frequent repetition of the same act)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm] [US: ˈkʌ.stəm]

gebruiker substantief
{m}

user [users](one who uses something, a consumer)
noun
[UK: ˈjuːz.ə(r)] [US: ˈjuːz.ər]

gebruikersinterface substantief
{m}

user interface [user interfaces](the part of a software application that a user sees and interacts with)
noun
[UK: ˈjuːz.ə(r) ˈɪn.tə.feɪs] [US: ˈjuːz.ər ˈɪn.tər.ˌfes]

gebruikersnaam substantief
{m}

username(a person's identification on an individual computer system)
noun
[UK: ˈjuːzəneɪm] [US: ˈjuːzəneɪm]

gebruikersomgeving substantief
{f}

shell [shells](computing: general-purpose environment)
noun
[UK: ʃel] [US: ˈʃel]

gebruikersovereenkomst substantief
{f}

end user license agreement(a contract between the manufacturer or copyright holder)
noun
[UK: end ˈjuːz.ə(r) ˈlaɪsns ə.ˈɡriː.mənt] [US: ˈend ˈjuːz.ər ˈlaɪ.səns ə.ˈɡriː.mənt]

gebruikerspagina substantief
{f}

user page(page on a website associated with a particular user)
noun

gebruikersvriendelijk bijvoeglijk naamwoord

user-friendly(designed to be easy to use)
adjective
[UK: ˈjuːz.ə(r) ˈfrend.li] [US: ˈjuːz.ər ˈfrend.li]

gebruikersvriendelijkheid substantief

user-friendliness(quality of being user-friendly)
noun

gebruikmaken van werkwoord

make use(to use)
verb

take advantage(make use of something)
verb
[UK: teɪk əd.ˈvɑːn.tɪdʒ] [US: ˈteɪk æd.ˈvæn.tɪdʒ]

gebruiksaanwijzing substantief

manual [manuals](handbook or booklet that instructs)
noun
[UK: ˈmæ.njʊəl] [US: ˈmæ.njuːəl]

gebruiksaanwijzing substantief
{f}

user guidenoun

gebruikster substantief
{f}

user [users](one who uses something, a consumer)
noun
[UK: ˈjuːz.ə(r)] [US: ˈjuːz.ər]

gebruiksvoorwaarden substantief
{f-Pl}

terms of service(terms, conditions, or restrictions)
noun

gebruiksvoorwaarden substantief
{Pl}

terms and conditions(legal restriction on use)
noun

gebruiksvriendelijk bijvoeglijk naamwoord

user-friendly(designed to be easy to use)
adjective
[UK: ˈjuːz.ə(r) ˈfrend.li] [US: ˈjuːz.ər ˈfrend.li]

gebruiksvriendelijkheid substantief

user-friendliness(quality of being user-friendly)
noun

gebruikt u medicijnen? phrase

are you taking any medicationsphrase

buiten gebruik bijvoeglijk naamwoord

defunct(no longer in use)
adjective
[UK: dɪ.ˈfʌŋkt] [US: də.ˈfəŋkt]

computergebruik substantief
{n}

computing(action of using a computer)
noun
[UK: kəm.ˈpjuːt.ɪŋ] [US: kəm.ˈpjuːt.ɪŋ]

demagogie gebruiken werkwoord

demagogue(speak or act in the manner of a demagogue)
verb
[UK: ˈde.mə.ɡɒɡ] [US: ˈde.mə.ˌɡɑːɡ]

druggebruiker substantief
{m}

user [users](one who uses drugs)
noun
[UK: ˈjuːz.ə(r)] [US: ˈjuːz.ər]

een schoenlepel gebruiken werkwoord

shoehorn(to use a shoehorn)
verb
[UK: ˈʃuː.hɔːn] [US: ˈʃuː.ˌhɔːrn]

een skin gebruiken werkwoord

skin [skinned, skinning, skins](to use a replacement image for the graphical user interface of)
verb
[UK: skɪn] [US: ˈskɪn]

een troop gebruiken werkwoord

trope(to use a trope)
verb
[UK: trəʊp] [US: troʊp]

eindgebruiker substantief
{m}

end user(the final consumer of a product; the intended recipient or user)
noun
[UK: end ˈjuːz.ə(r)] [US: ˈend ˈjuːz.ər]

grafische gebruikersinterface substantief
{m}

graphical user interface [graphical user interfaces](type of user interface)
noun
[UK: ˈɡræ.fɪk.l̩ ˈjuːz.ə(r) ˈɪn.tə.feɪs] [US: ˈɡræ.fɪk.l̩ ˈjuːz.ər ˈɪn.tər.ˌfes]

hergebruiken werkwoord

recycle [recycled, recycling, recycles](to break down and reuse component materials)
verb
[UK: ˌriː.ˈsaɪk.l̩] [US: ri.ˈsaɪk.l̩]

repurpose(reuse without alteration)
verb

12