Dutch | English |
---|---|
belangrijk bijvoeglijk naamwoord | essential(of high importance) important(having relevant and crucial value) majoradjective seminal(highly influential) |
belangrijk zijn werkwoord | matter [mattered, mattering, matters](to be important) |
belangrijkheid substantief {f} | importance [importances](quality or condition of being important or worthy of note) |
belangrijkste bijvoeglijk naamwoord | main(chief, most important, or principal in extent, etc.) |
lekker belangrijk interjection | so what(reply of indifference) |
onbelangrijk bijvoeglijk naamwoord | insignificant(not significant; not important) minor(lesser in importance) neither here nor there(having no influence or significance on the issue at hand) nugatory(trivial, trifling) tenuous(thin in substance or consistency) unimportant(not important or noteworthy) |
onbelangrijke bijvoeglijk naamwoord | insignificant(not significant; not important) |
onbelangrijke hoeveelheid substantief | trifle [trifles](insignificant amount) |