Nederlands-Engels woordenboek »

woord betekenis in Engels

NederlandsEngels
beantwoorden werkwoord

reciprocate [reciprocated, reciprocating, reciprocates](to give something in response)
verb
[UK: rɪ.ˈsɪ.prək.eɪt] [US: rə.ˈsɪ.prəˌket]

reply [replied, replying, replies](to give a written or spoken response)
verb
[UK: rɪ.ˈplaɪ] [US: rə.ˈplaɪ]

beantwoorden aan werkwoord

meet(to satisfy; to comply with)
verb
[UK: miːt] [US: ˈmiːt]

beeldwoordenboek substantief
{n}

picture dictionary(dictionary with pictures)
noun

bepaald lidwoord substantief
{n}

definite article(article introducing a noun and specifying it as the particular noun considered)
noun
[UK: ˈde.fɪ.nət ˈɑː.tɪk.l̩] [US: ˈde.fə.nət ˈɑːr.tək.l̩]

bepaald werkwoord substantief
{n}

concrete verb(type of verbs)
noun

betrekkelijk voornaamwoord substantief
{n}

relative pronoun(pronoun that introduces a relative clause)
noun
[UK: ˈre.lə.tɪv ˈprəʊ.naʊn] [US: ˈre.lə.tɪv ˈproʊ.naʊn]

bewegingswerkwoord substantief
{n}

verb of motionnoun

bewoording substantief
{f}

phrasing(the way a statement is put together)
noun
[UK: ˈfreɪz.ɪŋ] [US: ˈfreɪz.ɪŋ]

wording(choice of words)
noun
[UK: ˈwɜːd.ɪŋ] [US: ˈwɝːd.ɪŋ]

bezittelijk bijvoeglijk naamwoord substantief
{n}

possessive adjective(possessive determiner)
noun
[UK: pə.ˈze.sɪv ˈæ.dʒɪk.tɪv] [US: pə.ˈze.sɪv ˈæ.dʒɪk.tɪv]

bezittelijk voornaamwoord substantief
{n}

possessive pronoun(pronoun which expresses possession)
noun
[UK: pə.ˈze.sɪv ˈprəʊ.naʊn] [US: pə.ˈze.sɪv ˈproʊ.naʊn]

bijvoegelijk aanwijzend voornaamwoord substantief
{n}

demonstrative adjective(type of adjective)
noun

bijvoeglijk naamwoord substantief
{n}

adjective [adjectives]((grammar) a word that modifies a noun or describes a noun’s referent)
noun
[UK: ˈæ.dʒɪk.tɪv] [US: ˈæ.dʒɪk.tɪv]

bijwoord substantief
{n}

adverb [adverbs](lexical category)
noun
[UK: ˈæd.vɜːb] [US: ˈæd.vərb]

bijwoordelijk bijvoeglijk naamwoord

adverbial(of or relating to an adverb)
adjective
[UK: ˈæd.vɜː.biəl] [US: æd.ˈvɝː.biəl]

bijwoordelijke bepaling substantief
{n}

adverbial clause(a subordinate clause that functions as an adverb within a main clause)
noun

buzzwoord substantief
{n}

buzzword [buzzwords](word drawn from or imitative of technical jargon)
noun
[UK: ˈbʌz.wɜːd] [US: ˈbʌz.wərd]

codewoord substantief
{n}

codeword(cryptography: string of encrypted text)
noun

daden zeggen meer dan woorden phrase

actions speak louder than words(actions indicate true sentiments)
phrase

de daad bij het woord voegen werkwoord

walk the talk(to act in accordance with one's words)
verb

deelwoord substantief
{n}

participle [participles](verb form)
noun
[UK: ˈpɑː.tɪ.sɪp.l̩] [US: ˈpɑːr.tɪ.sɪp.l̩]

deelwoordelijk bijvoeglijk naamwoord

participial(of or relating to a participle)
adjective
[UK: ˌpɑː.tɪ.ˈsɪ.pɪəl] [US: ˌpɑːr.tɪ.ˈsɪ.pɪəl]

defectief werkwoord substantief
{n}

defective verb(verb with an incomplete conjugation)
noun

duurvorm onvoltooid tegenwoordige tijd substantief

present continuous(tense that describes an ongoing action in the present)
noun

een afbeelding zegt meer dan duizend woorden phrase

a picture is worth a thousand words(visualisation is better than verbal description)
phrase

evenredige vertegenwoordiging substantief
{m}

proportional representation(voting principle)
noun
[UK: prə.ˈpɔːʃ.n̩əl ˌre.prɪ.zen.ˈteɪʃ.n̩] [US: prə.ˈpɔːr.ʃn̩əl ˌre.prə.zen.ˈteɪʃ.n̩]

evenwoord substantief
{n}

synonym [synonyms](word with same meaning as another)
noun
[UK: ˈsɪ.nə.nɪm] [US: ˈsɪ.nə.ˌnɪm]

evenwoordig bijvoeglijk naamwoord

synonymous(having a similar meaning)
adjective
[UK: sɪ.ˈnɒ.nɪ.məs] [US: sə.ˈnɑː.nə.məs]

functiewoord substantief
{n}

function word [function words]noun

geen man van veel woorden substantief
{m}

man of few words(man who doesn't speak much)
noun

geen woorden maar daden; daden zeggen meer dan woorden phrase

actions speak louder than words(it is more effective to act than speak)
phrase

gevat antwoord substantief

repartee [repartees](swift witty retort)
noun
[UK: ˌre.pɑː.ˈtiː] [US: ˌre.pər.ˈtiː]

gevleugeld woord substantief
{n}

winged word(word or statement which is very apt for an occasion, or memorable)
noun

grondwoord substantief
{n}

stem [stems](linguistics: main part of a word)
noun
[UK: stem] [US: ˈstem]

herkenningswoord substantief

shibboleth [shibboleths](a word, pronunciation, or custom, distinguishing members of a group, especially as a test)
noun
[UK: ˈʃɪ.bə.leθ] [US: ˈʃɪ.bə.ˌleθ]

het woord geven werkwoord

give the floorverb

het woord hebben werkwoord

have the floorverb
[UK: həv ðə flɔː(r)] [US: həv ðə ˈflɔːr]

het woord nemen werkwoord

take the floorverb
[UK: teɪk ðə flɔː(r)] [US: ˈteɪk ðə ˈflɔːr]

hoe spel je dit woord? phrase

how do you spell this word(how do you spell this word?)
phrase

123

Zoek geschiedenis