Nederlands-Engels woordenboek »

waar betekenis in Engels

NederlandsEngels
waarzegster substantief
{f}

soothsayer [soothsayers](one who predicts the future)
noun
[UK: ˈsuːθ.seɪə(r)] [US: ˌsuːθ.ˈseɪər]

't is een slecht dorp waar het nooit kermis is phrase

all work and no play makes Jack a dull boy(too much hard work)
phrase

-waarts

-ward(forming adverbs)

-wards(forming adverbs)

aanbevelenswaardig bijvoeglijk naamwoord

recommendable(capable of being recommended)
adjective
[UK: ˌrɛkəˈmɛndəbl ] [US: ˌrɛkəˈmɛndəbl ]

aangaande de waardentheorie bijvoeglijk naamwoord

axiological(Of or relating to value theory)
adjective

absolute waarde substantief
{f}

absolute value [absolute values](numerical value of a real number)
noun
[UK: ˈæb.sə.luːt ˈvæ.ljuː] [US: ˈæb.sə.ˌluːt ˈvæ.ljuː]

achtenswaardig bijvoeglijk naamwoord

praiseworthy(meriting praise)
adjective
[UK: ˈpreɪz.wɜː.ði] [US: ˈpreɪˌz.wər.ði]

achterwaarts bijwoord

aback(backwards)
adverb
[UK: ə.ˈbæk] [US: ə.ˈbæk]

backwardadverb
[UK: ˈbæk.wəd] [US: ˈbæk.wərd]

achterwaartse salto substantief

backflip(an act of rotating your body)
noun
[UK: bˈakflɪp] [US: bˈækflɪp]

afkeurenswaardig bijvoeglijk naamwoord

blameworthy(deserving blame or censure)
adjective
[UK: ˈbleɪm.wɜː.ði] [US: ˈbleɪm.wɝː.ði]

objectionable(offensive)
adjective
[UK: əb.ˈdʒek.ʃnəb.l̩] [US: əb.ˈdʒek.ʃə.nəb.l̩]

reprehensible(blameworthy)
adjective
[UK: ˌre.prɪ.ˈhen.səb.l̩] [US: ˌre.prə.ˈhen.səb.l̩]

algemene voorwaarden substantief
{Pl}

terms and conditions(legal restriction on use)
noun

beklagenswaardig bijvoeglijk naamwoord

paltry(meager; worthless; pitiful; trifling)
adjective
[UK: ˈpɔːl.tri] [US: ˈpɒl.tri]

poor [poorer, poorest](used to express pity)
adjective
[UK: pʊə(r)] [US: ˈpʊr]

belasting op de toegevoegde waarde substantief
{f}

value added tax(tax levied on added value of an exchange, see also: VAT)
noun
[UK: ˈvæ.ljuː ˈæ.dɪd tæks] [US: ˈvæ.ljuː ˈæ.dəd ˈtæks]

bemerkenswaardig bijvoeglijk naamwoord

notable(worthy of notice; remarkable)
adjective
[UK: ˈnəʊ.təb.l̩] [US: ˈnoʊ.təb.l̩]

beminnenswaardigheid substantief
{f}

lovableness(property that makes someone or something lovable)
noun
[UK: ˈlʌvəblnəs ] [US: ˈlʌvəbəlnəs ]

benedenwaarts bijwoord

downwards(towards a lower place)
adverb
[UK: ˈdaʊn.wədz] [US: ˈdaʊn.wərdz]

betreurenswaardig bijvoeglijk naamwoord

deplorable(lamentable, to be felt sorrow for, worthy of compassion)
adjective
[UK: dɪ.ˈplɔː.rəb.l̩] [US: də.ˈplɔː.rəb.l̩]

regrettable(of an event, action, or state, allowing or deserving regret)
adjective
[UK: rɪ.ˈɡre.təb.l̩] [US: rɪ.ˈɡre.təb.l̩]

bewaarder substantief
{m}

conservator [conservators](one who conserves, preserves or protects something)
noun
[UK: kən.ˈsɜː.və.tə(r)] [US: kən.ˈsɝː.və.tər]

custodian(a person entrusted with the custody or care)
noun
[UK: kʌ.ˈstəʊ.dɪən] [US: kʌˈsto.ʊ.dɪən]

keeper [keepers](person who keeps something)
noun
[UK: ˈkiː.pə(r)] [US: ˈkiː.pər]

bewaardster substantief
{f}

conservator [conservators](one who conserves, preserves or protects something)
noun
[UK: kən.ˈsɜː.və.tə(r)] [US: kən.ˈsɝː.və.tər]

bewaarheid worden werkwoord

come true(to become real)
verb
[UK: kʌm truː] [US: ˈkəm ˈtruː]

bewaarster substantief
{f}

keeper [keepers](person who keeps something)
noun
[UK: ˈkiː.pə(r)] [US: ˈkiː.pər]

bewonderenswaardig bijvoeglijk naamwoord

admirable(deserving of the highest esteem or admiration)
adjective
[UK: ˈæd.mə.rəb.l̩] [US: ˈæd.mə.rəb.l̩]

bewonderenswaardig bijwoord

admirably(in an admirable manner)
adverb
[UK: ˈæd.mə.rə.bli] [US: ˈæd.mə.rə.bli]

bezienswaardigheid substantief

sight [sights](something worth seeing)
noun
[UK: saɪt] [US: ˈsaɪt]

bezwaar substantief
{n}

objection [objections](statement expressing opposition)
noun
[UK: əb.ˈdʒek.ʃn̩] [US: əb.ˈdʒek.ʃn̩]

bezwaar hebben werkwoord

except [excepted, excepting, excepts](to take exception, to object to)
verb
[UK: ɪk.ˈsept] [US: ɪk.ˈsept]

bezwaar maken werkwoord

except [excepted, excepting, excepts](to take exception, to object to)
verb
[UK: ɪk.ˈsept] [US: ɪk.ˈsept]

object [objected, objecting, objects](disagree with something or someone)
verb
[UK: əb.ˈdʒekt] [US: ˈɑːb.dʒekt]

bezwaarlijk bijvoeglijk naamwoord

objectionable(offensive)
adjective
[UK: əb.ˈdʒek.ʃnəb.l̩] [US: əb.ˈdʒek.ʃə.nəb.l̩]

booleaanse waarde substantief
{f}

Boolean(type of variable)
noun
[UK: bˈuːliən] [US: bˈuːliən]

building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk substantief

condominium [condominiums](building in which each unit is owned by an individual, but the grounds is owned jointly)
noun
[UK: ˌkɒn.də.ˈmɪ.nɪəm] [US: ˌkɑːn.də.ˈmɪ.niəm]

buitenzintuiglijke waarneming substantief
{f}

extrasensory perception(supposed ability to obtain information without the use of normal sensory channels)
noun

3456

Zoek geschiedenis