Nederlands-Engels woordenboek »

plaats betekenis in Engels

NederlandsEngels
begraafplaats substantief
{f}

graveyard [graveyards](tract of land in which the dead are buried)
noun
[UK: ˈɡreɪ.vjɑːd] [US: ˈɡreɪ.ˌvjɑːrd]

binnenplaats substantief

patio [patios](a paved outside area, adjoining a house, used for dining or recreation)
noun
[UK: ˈpæ.tɪəʊ] [US: ˈpæ.tiˌo.ʊ]

ward [wards](area of a castle)
noun
[UK: wɔːd] [US: ˈwɔːrd]

binnenplaats substantief
{f} {m}

courtyard [courtyards](unroofed walled area)
noun
[UK: ˈkɔː.tjɑːd] [US: ˈkɔːr.ˌtjɑːrd]

cultusplaats substantief
{f}

place of worship(place where people can practise their faith)
noun
[UK: ˈpleɪs əv ˈwɜː.ʃɪp] [US: ˈpleɪs əv ˈwɝː.ʃəp]

de bal in de 'scrimmage' plaatsen substantief

scrimmage [scrimmages]noun
[UK: ˈskrɪ.mɪdʒ] [US: ˈskrɪ.mɪdʒ]

doorwaardbare plaats substantief
{c}

ford [fords](crossing)
noun
[UK: fɔːd] [US: ˈfɔːrd]

geboorteplaats substantief
{m} {f}

birthplace [birthplaces](location where a person is born)
noun
[UK: ˈbɜːθ.pleɪs] [US: ˈbɝːθ.ˌples]

geliefkoosde plaats substantief

stamping ground(place one likes to go)
noun
[UK: ˈstæmp.ɪŋ ɡraʊnd] [US: ˈstæmp.ɪŋ ˈɡraʊnd]

gemeenplaats substantief
{f}

cliché(overused phrase or expression)
noun
[UK: ˈkliː.ʃeɪ] [US: ˈkliː.ʃeɪ]

truism [truisms](self-evident or obvious truth)
noun
[UK: ˈtruːɪ.zəm] [US: ˈtruː.ˌɪ.zəm]

gemeenplaats substantief
{m}

commonplace [commonplaces](platitude or cliché)
noun
[UK: ˈkɒ.mən.pleɪs] [US: ˈkɑː.mən.ˌples]

geplaatst bijvoeglijk naamwoord

ranking(having a specified rank)
adjective
[UK: ˈræŋkɪŋ] [US: ˈræŋkɪŋ]

gooiplaats substantief
{f}

shy(place for throwing)
noun
[UK: ʃaɪ] [US: ˈʃaɪ]

handelsplaats substantief
{m} {f}

trading post(place where trading of goods takes place)
noun
[UK: ˈtreɪd.ɪŋ pəʊst] [US: ˈtreɪd.ɪŋ poʊst]

hefboomplaatschaar substantief
{f}

throatless shearnoun

herdenkingsplaats substantief
{m}

memorial [memorials](structure)
noun
[UK: mɪ.ˈmɔː.rɪəl] [US: mə.ˈmɔː.riəl]

in de eerste plaats preposition

in the first place(to begin with)
preposition
[UK: ɪn ðə ˈfɜːst ˈpleɪs] [US: ɪn ðə ˈfɝːst ˈpleɪs]

in de eerste plaats bijwoord

first of all(before anything else)
adverb
[UK: ˈfɜːst əv ɔːl] [US: ˈfɝːst əv ɔːl]

in plaats daarvan bijwoord

instead(in the place of (it))
adverb
[UK: ɪn.ˈsted] [US: ˌɪn.ˈsted]

in plaats van preposition

in lieu of(instead; in place of; as a substitute for)
preposition
[UK: ɪn luː əv ˈsʌm.θɪŋ] [US: ɪn ˈluː əv ˈsʌm.θɪŋ]

instead of(in lieu of; in place of; rather than)
preposition
[UK: ɪn.ˈsted əv] [US: ˌɪn.ˈsted əv]

rather than(instead of, in preference to)
preposition
[UK: ˈrɑː.ðə(r) ðæn] [US: ˈræ.ðər ˈðæn]

in plaats van te vertellen phrase

show, don't tell(Advice)
phrase

in quarantaine plaatsen/zetten werkwoord

quarantine [quarantined, quarantining, quarantines](to be placed or remain in quarantine)
verb
[UK: ˈkwɒ.rən.tiːn] [US: ˈkwɔː.rən.ˌtin]

ligplaats substantief
{f}

berth [berths](space to moor)
noun
[UK: bɜːθ] [US: ˈbɝːθ]

marktplaats substantief
{m}

emporium [emporia](place within a city for commerce and trading, see also: marketplace)
noun
[UK: ɪm.ˈpɔː.rɪəm] [US: ˌem.ˈpɔː.riəm]

meetkundige plaats substantief

locus [loci](set of all points given by an equation or condition)
noun
[UK: ˈləʊkəs] [US: ˈloʊkəs]

misplaatst bijvoeglijk naamwoord

improper(not in keeping with conventional mores or good manners)
adjective
[UK: ɪm.ˈprɒ.pə(r)] [US: ˌɪm.ˈprɑː.pər]

onder auteursrecht plaatsen werkwoord

copyright(place under a copyright)
verb
[UK: ˈkɒ.pɪ.raɪt] [US: ˈkɑː.pi.ˌraɪt]

ontmoetingsplaats substantief
{f}

meeting place(place where people arrange to meet)
noun

op de allereerste plaats bijwoord

first and foremost(primarily; most importantly)
adverb
[UK: ˈfɜːst ənd ˈfɔː.məʊst] [US: ˈfɝːst ænd ˈfɔːmoʊst]

op de eerste plaats preposition

for one thing((to introduce the first item))
preposition
[UK: fɔː(r) wʌn ˈθɪŋ] [US: ˈfɔːr wʌn ˈθɪŋ]

op uw plaatsen interjection

on your marks(Interjection used to start a race, followed by "Get set, go!" or "Set, go!".)
interjection

op uw plaatsen phrase

on your mark, get set, go(three-command start of racing)
phrase
[UK: ɒn jɔː(r) mɑːk ˈɡet set ɡəʊ] [US: ɑːn ˈjɔːr ˈmɑːrk ˈɡet ˈset ˈɡoʊ]

op verplaatsing bijwoord

abroad(played elsewhere)
adverb
[UK: ə.ˈbrɔːd] [US: ə.ˈbrɔːd]

op zijn plaats bijvoeglijk naamwoord

in order(appropriate, worthwhile)
adjective
[UK: ɪn ˈɔː.də(r)] [US: ɪn ˈɔːr.dər]

opslagplaats substantief
{c}

repository(a location for storage, often for safety or preservation)
noun
[UK: rɪ.ˈpɒ.zɪt.r̩i] [US: ri.ˈpɑː.zə.ˌtɔː.ri]

opslagplaats substantief
{m} {f}

depot [depots](warehouse or similar storage facility)
noun
[UK: ˈde.pəʊ] [US: ˈdiːpo.ʊ]

warehouse [warehouses](a place for storing large amounts of products)
noun
[UK: ˈweə.haʊs] [US: ˈwer.ˌhɑːws]

123

Zoek geschiedenis