Engels-Nederlands woordenboek »

locus betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
locus [loci] (place or locality)
noun
[UK: ˈləʊkəs]
[US: ˈloʊkəs]

localiteitsubstantief

plaatssubstantief

locus [loci] (position on a chromosome)
noun
[UK: ˈləʊkəs]
[US: ˈloʊkəs]

plaats van een gen in een chromosoomsubstantief

locus [loci] (set of all points given by an equation or condition)
noun
[UK: ˈləʊkəs]
[US: ˈloʊkəs]

meetkundige plaatssubstantief

locust [locusts] (type of grasshopper)
noun
[UK: ˈləʊkəst]
[US: ˈloʊkəst]

sprinkhaansubstantief
{m}

treksprinkhaan [treksprinkhanen]substantief
{m}