Nederlands | Engels |
---|---|
onbeschoft bijvoeglijk naamwoord | rude [ruder, rudest](bad-mannered) savage(barbaric, not civilized) |
onbeschofterik substantief {?} | lout [louts](a rude violent man) |
onbeschoftheid substantief {f} | impudence(quality of being impudent) insolence(arrogant conduct; insulting, bold behaviour or attitude) |
onbeschreven blad substantief {n} | tabula rasa [tabulae rasae](the idea that the mind comes into the world as a blank state) |
onbeschrijflijk bijwoord | indescribably(in an indescribable manner) |
onbeslist bijvoeglijk naamwoord | indecisive(inconclusive or uncertain) |
onbeslistheid substantief | abeyance(expectancy; condition of being undetermined) |
onbestaanbaar bijvoeglijk naamwoord | insufferable(not sufferable, see also: intolerable) |
onbestendig bijvoeglijk naamwoord | fickle(quick to change one’s opinion or allegiance) variable(likely to vary) |
onbestendigheid substantief | vicissitude [vicissitudes](regular change or succession from one thing to another) |
onbestorven weduwe substantief {f} | grass widow(woman whose husband is away) |
onbestraat bijvoeglijk naamwoord | unpaved(not having a hard, impervious surface) |
onbetaald verlof substantief {n} | furlough [furloughs](period of unpaid time off used by an employer to reduce costs) |
onbetamelijk bijvoeglijk naamwoord | indecent(offensive to good taste) unbecoming(not in keeping with expected standards) unseemly(inconsistent with standards, etc.) |
onbetamelijkonwelvoeglijk bijvoeglijk naamwoord | untoward(unseemly, improper) |
onbeteugeld bijvoeglijk naamwoord | unbridled(without restraint or limit) |
onbetrouwbaar bijvoeglijk naamwoord | fickle(quick to change one’s opinion or allegiance) untrustworthy(not deserving of trust; unreliable) |
onbetrouwbaar bijvoeglijk naamwoord {m} | unreliable(not reliable) |
onbetrouwbaar persoon substantief {m} | broken reed(unreliable person) |
onbetrouwbaarheid substantief | fickleness(quality of being fickle) |
onbetrouwbare verteller substantief {m} | unreliable narrator(in literary theory) |
onbetrouwbare vertelster substantief {f} | unreliable narrator(in literary theory) |
onbetwijfelbaar bijvoeglijk naamwoord | indubitable(not dubitable) |
onbetwist bijvoeglijk naamwoord | undisputed(universally agreed upon) |
onbetwist bijwoord | undisputedlyadverb |
onbetwistbaar bijvoeglijk naamwoord | absolute(positive; clear) incontestable(Not contestable; indisputable) unassailable(undeniable, incontestable or incontrovertible) |
onbevangenheid substantief | candor(sincere and open in speech, honesty in expression) |
onbevattelijk bijvoeglijk naamwoord | abstruse(difficult to comprehend or understand, see also: obscure) |
onbevlekte ontvangenis eigennam {f} | Immaculate Conception(doctrine) |
Onbevlekte Ontvangenis eigennam {f} | Immaculate Conception(feast) |
onbevoegd bijvoeglijk naamwoord | unwarranted(being without warrant, authority or guaranty) |
onbevooroordeeld bijvoeglijk naamwoord | unbiased(impartial or without bias or prejudice) |