met betekenis in Engels
| Nederlands | Engels |
|---|---|
| met werkwoord | feature [featured, featuring, features](to star, to contain) |
| met preposition | by(indicating amount of change, difference or discrepancy) withpreposition |
| met ... omhoog bijvoeglijk naamwoord | up(facing upwards) |
| met abasie bijvoeglijk naamwoord | abasic(of, pertaining to or caused by abasia) |
| met aberratie bijvoeglijk naamwoord | aberrational(characterized by aberration) |
| met accent aigu bijvoeglijk naamwoord | acute [acuter, acutest]((orthography) after a letter of the alphabet: having an acute accent) |
| met algemene instemming substantief | acclamation(election of a standby) |
| met alle respect preposition | with all due respect(phrase used before disagreeing with someone) |
| met alleen aandacht voor zichzelf bijvoeglijk naamwoord | self-absorbed(heavily concerned with oneself) |
| met als gevolg bijvoeglijk naamwoord | consequent(as a result) |
| met andere woorden preposition | in other words(stated or interpreted another way) |
| met andere woorden bijwoord | that is(in other words) |
| met appelwangen bijvoeglijk naamwoord | apple-cheeked(having red cheeks) |
| met beide voeten op de grond blijven substantief | feet on the ground(translations for "have one's feet on the ground") |
| met berouw bijvoeglijk naamwoord | contrite(sincerely penitent) |
| met betrekking tot preposition | as regards(regarding) concerning(regarding) in respect of(pertaining to) with respect to(pertaining to) |
| met betrekking tot een roeping/aanleg bijvoeglijk naamwoord | vocational(of or pertaining to a vocation) |
| met betrekking tot een tussenruimte bijvoeglijk naamwoord | interstitial(of, relating to, or situated in an interstice) |
| met betrekking tot een vak bijvoeglijk naamwoord | vocational((of education) that provides a special skill rather than academic knowledge) |
| met betrekking tot het zijnde bijvoeglijk naamwoord | ontological(of, or relating to, ontology) |
| met boter besmeren werkwoord | butter [buttered, buttering, butters](to spread butter on, see also: spread; butter) |
| met de bus reizen werkwoord | bus [bussed, bussing, busses](travel by bus) |
| met de deur in huis vallen werkwoord | cut to the chase(to get to the point) |
| met de feeën bijvoeglijk naamwoord | away with the fairies(lost in thought) |
| met de grond gelijk maken werkwoord | slate [slated, slating, slates](criticise/criticize harshly) |
| met de grootste onderscheiding bijwoord | summa cum laude(with highest praise) |
| met de hand preposition | by handpreposition |
| met de hand bijvoeglijk naamwoord | manual(performed with the hands) |
| met de hand bijwoord | manually(by hand) |
| met de hand gemaakt bijvoeglijk naamwoord | handmade(made by hand) |
| met de handen bijvoeglijk naamwoord | akimbo(with a crook or bend; with the hand on the hip and elbow turned outward) |
| met de handen op tafel preposition | above board(openly) |
| met de kippen op stok gaan werkwoord | |
| met de klok mee bijwoord | clockwise(in a circular fashion in the same direction as the hands of an analogue clock) |
| met de vinger dreigen werkwoord | finger-wag(to move the index finger vertically, as to threaten or reprimand someone) |
| met de voeten op de grond bijvoeglijk naamwoord | earthy [earthier, earthiest](down to earth) |
