laag betekenis in Engels

Nederlands	Engels
ozonlaag substantief {f} {m}	ozone layer(a region of the stratosphere) noun [UK: ˈəʊ.zəʊn ˈleɪə(r)] [US: ˈoˌzoʊn ˈleɪər]
pak slaag substantief	whipping(defeat) noun [UK: ˈwɪp.ɪŋ] [US: ˈwɪp.ɪŋ]
plaag substantief	pest [pests](plague) noun [UK: pest] [US: ˈpest] plague [plagues](an epidemic or pandemic caused by any pestilence) noun [UK: pleɪɡ] [US: ˈpleɪɡ] scourge [scourges](persistent pest, illness, or source of trouble) noun [UK: skɜːdʒ] [US: ˈskɝːdʒ]
plaaggeest substantief	mischief(one who causes mischief) noun [UK: ˈmɪs.tʃɪf] [US: ˈmɪs.tʃəf]
teellaag substantief {m} {f}	sod [sods](stratum of soil) noun [UK: sɒd] [US: ˈsɑːd]
verassende nederlaag substantief	upset [upsets](sports: unexpected victory of a competitor) noun [UK: ˌʌp.ˈset] [US: əp.ˈset]
verlaagbaar bijvoeglijk naamwoord	lowerable(that can be lowered) adjective [UK: ˈləʊərəbl ] [US: ˈloʊərəbl ]
verlaagd bijvoeglijk naamwoord	abased(humbled) adjective [UK: ə.ˈbeɪst] [US: ə.ˈbeɪst]
vlaag substantief	whiff [whiffs](brief, gentle breeze; light gust of air, see also: waft) noun [UK: wɪf] [US: ˈwɪf]
vlaag substantief {m} {f}	gust [gusts](strong, abrupt rush of wind) noun [UK: ɡʌst] [US: ˈɡəst]
windvlaag substantief {m} {f}	gust [gusts](strong, abrupt rush of wind) noun [UK: ɡʌst] [US: ˈɡəst]

Zoek geschiedenis