Nederlands-Engels woordenboek »

kaal betekenis in Engels

NederlandsEngels
kaal bijvoeglijk naamwoord

bald [balder, baldest](having no hair)
adjective
[UK: bɔːld] [US: ˈbɒld]

bare [barer, barest](having no decoration)
adjective
[UK: beə(r)] [US: ˈber]

plain [plainer, plainest](computing: containing no non-printing characters)
adjective
[UK: pleɪn] [US: ˈpleɪn]

unadorned(Having no additional decoration)
adjective
[UK: ˌʌ.nə.ˈdɔːnd] [US: ˌʌ.nə.ˈdɔːrnd]

kaal worden bijvoeglijk naamwoord

balding(becoming bald)
adjective
[UK: ˈbɔːld.ɪŋ] [US: ˈbɒld.ɪŋ]

kaalheid substantief
{f}

baldness(condition or state of being (or becoming) bald)
noun
[UK: bɔːld.nəs] [US: ˈbɒld.nəs]

kaalkop substantief
{m}

skinhead(someone with a shaved head)
noun
[UK: ˈskɪn.hed] [US: ˈskɪn.ˌhed]

kaalkopje substantief
{n}

liberty cap [liberty caps](Psilocybe semilanceata)
noun
[UK: ˈlɪb.ət.i kæp] [US: ˈlɪb.ər̩t.i ˈkæp]

kaalplukken werkwoord

pluck [plucked, plucking, plucks](to rob, steal forcibly)
verb
[UK: plʌk] [US: ˈplək]

klaslokaal substantief
{n}

classroom [classrooms](room in a school)
noun
[UK: ˈklæ.sruːm] [US: ˈklæs.ˌruːm]

kleedlokaal substantief
{n}

changeroom(changing room)
noun
[UK: tʃˈeɪndʒruːm] [US: tʃˈeɪndʒruːm]

lexikaal bijvoeglijk naamwoord

lexical(of a language's vocabulary)
adjective
[UK: ˈlek.sɪk.l̩] [US: ˈlek.sɪk.l̩]

lokaal bijvoeglijk naamwoord

local(of a nearby location)
adjective
[UK: ˈləʊk.l̩] [US: ˈloʊk.l̩]

lokaal netwerk substantief
{n}

local area network [local area networks](network)
noun
[UK: ˈləʊk.l̩ ˈeə.riə ˈne.twɜːk] [US: ˈloʊk.l̩ ˈe.riə ˈne.ˌtwərk]

lokaaltrein substantief
{m}

local train(train or train service serving all or almost all stations along its route)
noun
[UK: ˈləʊk.l̩ treɪn] [US: ˈloʊk.l̩ ˈtreɪn]

muzikaal bijvoeglijk naamwoord

musical(of or relating to music)
adjective
[UK: ˈmjuː.zɪk.l̩] [US: ˈmjuː.zɪk.l̩]

zodiakaal bijvoeglijk naamwoord

zodiacal(of or pertaining to the zodiac)
adjective
[UK: zəʊ.ˈdaɪəkəl] [US: zoʊ.ˈdaɪəkəl]

Zoek geschiedenis