Engels-Nederlands woordenboek »

bald betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
bald [balder, baldest] ((of tyre) whose surface is worn away)
adjective
[UK: bɔːld]
[US: ˈbɒld]

afgesletenbijvoeglijk naamwoord

bald [balder, baldest] (having no hair)
adjective
[UK: bɔːld]
[US: ˈbɒld]

kaalbijvoeglijk naamwoord

bald eagle [bald eagles] (species of eagle native to North America)
noun
[UK: bɔːld ˈiːɡ.l̩]
[US: ˈbɒld ˈiːɡ.l̩]

Amerikaanse zeearendsubstantief
{m}

witkopzeearendsubstantief
{m}

bald spot (area on the head which has little or no hair)
noun

kale pleksubstantief

balderdash (nonsense)
noun
[UK: ˈbɔːl.də.dæʃ]
[US: ˈbɒl.dər.ˌdæʃ]

gebazelsubstantief
{n}

balding (becoming bald)
adjective
[UK: ˈbɔːld.ɪŋ]
[US: ˈbɒld.ɪŋ]

kaal wordenbijvoeglijk naamwoord

kalenbijvoeglijk naamwoord

baldmoney (Meum athamanticum)
noun
[UK: bˈɔːldmʌni]
[US: bˈɔːldmʌni]

bergvenkelsubstantief
{f}

baldness (condition or state of being (or becoming) bald)
noun
[UK: bɔːld.nəs]
[US: ˈbɒld.nəs]

kaalheidsubstantief
{f}

baldric (sword belt)
noun
[UK: ˈbɔːl.drɪk]
[US: ˈbæl.drɪk]

bandeliersubstantief
{m}

Baldrs draumar (eleventh book of the Poetic Edda)
proper noun

Baldrs draumareigennam

Baldwin (given name)
proper noun
[UK: ˈbɒl.dwən]
[US: ˈbɒl.dwən]

Boudewijneigennam
{m}

ribald (coarse, lewd, vulgar)
adjective
[UK: ˈrɪ.bəld]
[US: ˈraɪbald]

grofbijvoeglijk naamwoord

vulgairbijvoeglijk naamwoord

ribald (individual who is filthy or vulgar)
noun
[UK: ˈrɪ.bəld]
[US: ˈraɪbald]

lomperiksubstantief

viezeriksubstantief