Nederlands | Engels |
---|---|
ijk substantief | gauge [gauges](a semi-norm; a function that assigns a non-negative size to all vectors in a vector space) |
ijkboson substantief {n} | gauge boson(particle) |
ijkpunt substantief {n} | benchmark [benchmarks](standard) |
-lijk | -ible(relevant or suitable to, in accordance with) -ly(forming adjectives from nouns, in the sense "similar to, like, characteristic of") |
aangeboren afwijking substantief {f} | birth defect [birth defects](any of several medical disorders that are present at birth) |
aanlokkelijk bijvoeglijk naamwoord | alluring(having to power to allure) |
aanmerkelijk bijvoeglijk naamwoord | considerable(worth considering) |
aannemelijk bijvoeglijk naamwoord | admissible(capable or deserving to be admitted, accepted or allowed; allowable, permissible, acceptable) plausible(likely, acceptable) |
aansprakelijk bijvoeglijk naamwoord | accountable(obliged to answer for one’s deeds) liable(responsible) responsible(answerable for an act performed or for its consequences) |
aansprakelijk stellen werkwoord | hold to account(require a person to explain or to accept responsibility) |
aansprakelijkheid substantief {f} | liability [liabilities](debt) |
aansprakelijkheidsverzekering substantief {f} | liability insurance(insurance against liability) |
aanstekelijk bijvoeglijk naamwoord | catchy [catchier, catchiest](instantly appealing and memorable) contagious(of a disease, easily transmitted to others) infectious((of feelings and behaviour) spreading quickly between persons) |
aanstotelijk bijvoeglijk naamwoord | objectionable(offensive) |
aantrekkelijk bijvoeglijk naamwoord | attractive(having the power of charming) bodacious(attractive) nice [nicer, nicest](attractive) |
aantrekkelijk zijn werkwoord | appeal [appealed, appealing, appeals](to be attractive) |
aantrekkelijkheid substantief | allure(the power to attract, entice; the quality causing attraction) |
aantrekkelijkheid substantief {f} | daintiness(characteristic of being dainty) |
aanvankelijk preposition | at first(initially; at the start) |
aanvankelijk bijvoeglijk naamwoord | initial(chronologically first) |
aanvankelijk bijwoord | initially(at the beginning) originally(as it was in the beginning) |
aanzienlijk bijvoeglijk naamwoord | considerable(worth considering) sensible(easily perceived, appreciable) |
aanzienlijk bijwoord | considerably(significantly) |
aardrijkskunde substantief {f} | geography [geographies](study of physical structure and inhabitants of the Earth) |
aardrijkskundig bijvoeglijk naamwoord | geographic(pertaining to geography) |
aardrijkskundige substantief {m} {f} | geographer [geographers](a specialist in geography) |
aartsbisschoppelijk bijvoeglijk naamwoord | archiepiscopal(of or relating to an archbishop or an archbishopric) |
aartsvaderlijk bijvoeglijk naamwoord | patriarchal(relating to patriarchy) |
abdijkerk substantief {f} | abbey [abbeys](church of a monastery) |
achterlijk bijvoeglijk naamwoord | asinine(failing to exercise intelligence or judgment) |