Nederlands-Engels woordenboek »

eraan betekenis in Engels

NederlandsEngels
eraan bijvoeglijk naamwoord

fucked-up(damaged)
adjective
[UK: fʌkt ʌp] [US: ˈfəkt ʌp]

eraan beginnen werkwoord

set about(to initiate or begin some action)
verb
[UK: set ə.ˈbaʊt ˈsʌm.θɪŋ] [US: ˈset ə.ˈbaʊt ˈsʌm.θɪŋ]

eraan denken werkwoord

remember [remembered, remembering, remembers](to not forget to do something required)
verb
[UK: rɪ.ˈmem.bə(r)] [US: rə.ˈmem.bər]

aanvallen; eraan zijn werkwoord

do [did, done, doing, does]verb
[UK: duː] [US: ˈduː]

achteraan preposition

behind(at the back of)
preposition
[UK: bɪ.ˈhaɪnd] [US: bə.ˈhaɪnd]

achteraan bijwoord

aback(in the rear)
adverb
[UK: ə.ˈbæk] [US: ə.ˈbæk]

achteraangelegen bijvoeglijk naamwoord

postern(situated at the rear)
adjective
[UK: ˈpɒ.stən] [US: ˈpɒ.stən]

cyberaanval substantief
{m}

cyberattack(attack over a computer network)
noun

hieraan bijwoord

hereon(check trans)
adverb
[UK: hˈiərɒn] [US: hˈɪrɑːn]

lutheraan substantief
{m}

Lutheran [Lutherans](member of any Christian church identifying with the theology of Martin Luther)
noun
[UK: ˈluː.θə.rən] [US: ˈluː.θə.rən]

lutheraans bijvoeglijk naamwoord

Lutheran(pertaining to the theology of Martin Luther or his followers, or the Lutheran church)
adjective
[UK: ˈluː.θə.rən] [US: ˈluː.θə.rən]

nu dat ik eraan denk preposition

by the way(incidentally)
preposition
[UK: baɪ ðə ˈweɪ] [US: baɪ ðə ˈweɪ]

onderaannemer substantief
{m}

subcontractor [subcontractors](contractor hired by contractor)
noun
[UK: ˌsʌbk.ən.ˈtræk.tə(r)] [US: səbˈk.ɑːn.ˌtræk.tər]

veteraan substantief
{m}

vet [vets](short form of veteran)
noun
[UK: vet] [US: ˈvet]

veteran [veterans](person with long experience)
noun
[UK: ˈve.tə.rən] [US: ˈve.tə.rən]

Zoek geschiedenis