Engels-Nederlands woordenboek »

vet betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
vet [vetted, vetting, vets] (check or investigate particularly)
verb
[UK: vet]
[US: ˈvet]

checkenwerkwoord

controlerenwerkwoord

nagaanwerkwoord

vet [vets] (short form of veteran)
noun
[UK: vet]
[US: ˈvet]

veteraansubstantief
{m}

vetch [vetches] (plant of the genus Vicia)
noun
[UK: vetʃ]
[US: vetʃ]

wikkesubstantief
{f}

veteran [veterans] (old soldier)
noun
[UK: ˈve.tə.rən]
[US: ˈve.tə.rən]

oud-strijdersubstantief
{m}

veteran [veterans] (person with long experience)
noun
[UK: ˈve.tə.rən]
[US: ˈve.tə.rən]

oudgediendesubstantief
{m} {f}

veteraansubstantief
{m}

veteran (related to former members of armed forces)
adjective
[UK: ˈve.tə.rən]
[US: ˈve.tə.rən]

veteranen-bijvoeglijk naamwoord

veteran (with long experience)
adjective
[UK: ˈve.tə.rən]
[US: ˈve.tə.rən]

ervarenbijvoeglijk naamwoord

veterinarian [veterinarians] (doctor who treats animals)
noun
[UK: ˌve.trə.ˈne.riən]
[US: ˌve.trə.ˈne.riən]

dierenartssubstantief
{m}

veeartssubstantief
{c}

veterinairsubstantief
{m}

veterinary medicine (branch of medicine that deals with animals)
noun
[UK: ˈve.trɪn.ri ˈmed.sn̩]
[US: ˈve.trə.ˌne.ri ˈme.dəs.n̩]

diergeneeskundesubstantief
{f}

vetero-testamentary (of or pertaining to the Old Testament of the Bible)
adjective

oudtestamentischbijvoeglijk naamwoord

veto [vetoes] (political right)
noun
[UK: ˈviː.təʊ]
[US: ˈviːto.ʊ]

vetosubstantief

Bouvet Island (uninhabited volcanic island in the South Atlantic Ocean)
proper noun

Bouveteigennam
{n}

Bouveteilandeigennam
{n}

civet [civets] (cat-like animal)
noun
[UK: ˈsɪ.vɪt]
[US: ˈsɪ.vət]

civetkatsubstantief
{f}

corvette (modern warship)
noun
[UK: kɔː.ˈvet]
[US: kɔːr.ˈvet]

korvetsubstantief

covet [coveted, coveting, covets] (to have or indulge inordinate desire)
verb
[UK: ˈkʌ.vɪt]
[US: ˈkʌ.vət]

lustenwerkwoord

covet [coveted, coveting, covets] (to long for inordinately or unlawfully)
verb
[UK: ˈkʌ.vɪt]
[US: ˈkʌ.vət]

lonkenwerkwoord

covet [coveted, coveting, covets] (to wish for with eagerness)
verb
[UK: ˈkʌ.vɪt]
[US: ˈkʌ.vət]

begerenwerkwoord

hunkerenwerkwoord

smachtenwerkwoord

verlangenwerkwoord

coveted (highly sought-after)
adjective
[UK: ˈkʌ.vɪ.tɪd]
[US: ˈkʌ.və.təd]

begeerdbijvoeglijk naamwoord

felbegeerdbijvoeglijk naamwoord

covetousness (desire for the possession of something)
noun
[UK: ˈkʌ.vɪ.tə.snəs]
[US: ˈkʌ.vɪ.tə.snəs]

begerigheidsubstantief
{f}

dovetail [dovetails] (type of joint where adjoining components are fastened by multiple tenons cut into wedge shapes resembling a dove’s tail, which interlock with mortises having corresponding shapes)
noun
[UK: ˈdʌv.teɪl]
[US: ˈdʌv.ˌtel]

zwaluwstaartsubstantief
{m}

duvet (duvet cover)
noun
[UK: ˈdjuː.veɪ]
[US: ˈdjuː.veɪ]

dekbedovertreksubstantief
{n}

duvet (quilt)
noun
[UK: ˈdjuː.veɪ]
[US: ˈdjuː.veɪ]

dekbedsubstantief
{n}

inveterate (firmly established)
adjective
[UK: ɪn.ˈve.tə.rət]
[US: ˌɪn.ˈve.tə.rət]

chronischbijvoeglijk naamwoord

inveterate (whose habits are firmly established)
adjective
[UK: ɪn.ˈve.tə.rət]
[US: ˌɪn.ˈve.tə.rət]

verstoktbijvoeglijk naamwoord

kvetch (whine or complain, often needlessly and incessantly)
verb
[UK: kə.ˈvetʃ]
[US: kə.ˈvetʃ]

kankerenwerkwoord

levetiracetam noun

levetiracetamsubstantief

minivet (bird of Pericrocotus)
noun

menievogelsubstantief
{m}

naïveté (lack of sophistication, experience, judgement or worldliness; artlessness; gullibility; credulity)
noun

naïveteitsubstantief

naïviteitsubstantief
{f}

otter civet (Cynogale bennettii)
noun

ottercivetkatsubstantief

12