Nederlands-Engels woordenboek »

-vrij betekenis in Engels

NederlandsEngels
-vrij

-free(free from; without)

-vrij bijvoeglijk naamwoord

free [freer, freest](without)
adjective
[UK: friː] [US: ˈfriː]

Goede Vrijdag eigennam
{m}

Good Friday(The Friday before Easter Sunday, the commemoration of the day on which Christ was crucified)
proper noun
[UK: ɡʊd ˈfraɪ.deɪ] [US: ˈɡʊd ˈfraɪ.deɪ]

iemand in zijn vrijheid beperken werkwoord

straitjacket(to restrict the freedom of)
verb
[UK: ˈstreɪt.dʒækɪt] [US: ˈstreɪt.ˌdʒækət]

onrechtstreekse vrije trap substantief
{m}

indirect free kick(soccer)
noun

Oranje Vrijstaat eigennam
{f}

Orange Free State(former province of South Africa)
proper noun

oude vrijster substantief
{f}

spinster [spinsters](unmarried woman)
noun
[UK: ˈspɪn.stə(r)] [US: ˈspɪn.stər]

rechtstreekse vrije trap substantief
{m}

direct free kick(soccer)
noun

vet-vrij bijvoeglijk naamwoord

fat-free(not containing fat)
adjective
[UK: fæt friː] [US: ˈfæt ˈfriː]

zich vrijblijvend opstellen werkwoord

straddle [straddled, straddling, straddles](to form a disorderly sprawl)
verb
[UK: ˈstræd.l̩] [US: ˈstræd.l̩]

Zoek geschiedenis