Nederlands-Engels woordenboek »

-on betekenis in Engels

NederlandsEngels
-on

-on((physics) subatomic particles)

-nis

-ness(appended to adjectives to form nouns meaning "the state of being...", "the quality of being...", or "the measure of being...")
[UK: nes] [US: ˈnes]

-y(forming abstract nouns)
[UK: waɪ] [US: ˈwaɪ]

* ontaarding substantief
{f}

depravity [depravities](The state or condition of being depraved)
noun
[UK: dɪ.ˈpræ.vɪ.ti] [US: də.ˈpræ.və.ti]

; iemand die een ongerief uit de weg ruimt substantief
{m}

abatornoun

; We sat on the bench asking ourselves if the bus would be too late this time. - We zaten op de bank ons afvragend of de bus deze keer te laat zou zijn. werkwoord

would(indicating a possible (but not definite) future action or state)
verb
[UK: wʊd] [US: ˈwʊd]

abrupte ontwenning substantief

cold turkey(sudden and complete withdrawal)
noun
[UK: kəʊld ˈtɜːk.i] [US: koʊld ˈtɝːk.i]

Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog eigennam
{m}

American Revolutionary Warproper noun

bewijs uit het ongerijmde substantief
{n}

proof by contradiction(proof of a statement adduced by deriving a contradiction from the statement's negation)
noun

burgerlijke ongehoorzaamheid substantief
{f}

civil disobedience(active and non-violent refusal to obey)
noun
[UK: ˈsɪ.vəl ˌdɪ.sə.ˈbiː.dɪəns] [US: ˈsɪ.vəl ˌdɪ.sə.ˈbiː.diəns]

collectief onbewuste substantief
{n}

collective unconscious(experience of human species)
noun

daar is een ongeluk gebeurd phrase

there's been an accidentphrase
[UK: ðeəz biːn ən ˈæk.sɪ.dənt] [US: ˈðerz ˈbɪn ˈæn ˈæk.sə.dənt]

de onze pronoun

ours(that which belongs to us)
pronoun
[UK: ˈaʊəz] [US: ˈaʊərz]

de realiteit onder ogen zien werkwoord

wake up and smell the coffee(to face reality and stop deluding oneself)
verb

dertien ongelukken substantief

jack of all trades, master of none(person who has a competent grasp of many skills)
noun

die van ons pronoun

ours(that which belongs to us)
pronoun
[UK: ˈaʊəz] [US: ˈaʊərz]

doen ontaarden werkwoord

deprave [depraved, depraving, depraves](To make bad or worse)
verb
[UK: dɪ.ˈpreɪv] [US: di.ˈpreɪv]

duurvorm onvoltooid tegenwoordige tijd substantief

present continuous(tense that describes an ongoing action in the present)
noun

duurzame ontwikkeling substantief
{f}

sustainable development(development seeking to economic growth while ensuring future generations' ability to do the same, by not exceeding natural regenerative capacity)
noun
[UK: sə.ˈsteɪ.nəb.l̩ dɪ.ˈve.ləp.mənt] [US: sə.ˈsteɪ.nəb.l̩ dɪ.ˈve.ləp.mənt]

een onderzoek instellen werkwoord

investigate [investigated, investigating, investigates](to examine)
verb
[UK: ɪn.ˈve.stɪ.ɡeɪt] [US: ˌɪn.ˈve.stə.ˌɡet]

een onderzoek voeren werkwoord

investigate [investigated, investigating, investigates](to conduct an inquiry or examination)
verb
[UK: ɪn.ˈve.stɪ.ɡeɪt] [US: ˌɪn.ˈve.stə.ˌɡet]

een ongeluk komt nooit alleen phrase

it never rains but it pours(unfortunate events occur in quantity)
phrase
[UK: ɪt ˈne.və(r) reɪnz bʌt ɪt pɔːz] [US: ˈɪt ˈne.vər ˈreɪnz ˈbət ˈɪt ˈpɔːrz]

een ongeluk komt zelden alleen phrase

it never rains but it pours(unfortunate events occur in quantity)
phrase
[UK: ɪt ˈne.və(r) reɪnz bʌt ɪt pɔːz] [US: ˈɪt ˈne.vər ˈreɪnz ˈbət ˈɪt ˈpɔːrz]

een ontvangstbewijs geven werkwoord

receipt [receipted, receipting, receipts](to give a receipt)
verb
[UK: rɪ.ˈsiːt] [US: rə.ˈsiːt]

elkander ontmoeten werkwoord

meet(to come together in conflict)
verb
[UK: miːt] [US: ˈmiːt]

emotionele ontlading substantief
{m}

abreaction [abreactions](psychoanalysis)
noun

geleerde ontlening substantief
{f}

learned borrowing(word borrowed from a classical language into a modern language)
noun

Gemenebest van Onafhankelijke Staten eigennam
{n}

Commonwealth of Independent States(alliance of former Soviet republics)
proper noun
[UK: ˈkɒ.mən.welθ əv ˌɪn.dɪ.ˈpen.dənt steɪts] [US: ˈkɑː.məˌn.welθ əv ˌɪn.də.ˈpen.dənt ˈsteɪts]

getrouwd/huwelijk onder zijn/haar stand substantief

disparage(marriage)
noun
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪdʒ] [US: ˌdɪ.ˈspe.rɪdʒ]

Gods wegen zijn ondoorgrondelijk phrase

God works in mysterious ways(a situation may be beneficial later)
phrase
[UK: ɡɒd ˈwɜːks ɪn mɪ.ˈstɪə.rɪəs ˈweɪz] [US: ˈɡɑːd ˈwɝːks ɪn ˌmɪ.ˈstɪ.riəs ˈweɪz]

graag ontvangen werkwoord

welcome [welcomed, welcoming, welcomes](to accept willingly)
verb
[UK: ˈwelkəm] [US: ˈwelkəm]

halfgeleerde ontlening substantief
{f}

semi-learned borrowingnoun

het geluk is met de onwetenden phrase

ignorance is bliss(Ignorance is bliss)
phrase
[UK: ˈɪɡ.nə.rəns ɪz blɪs] [US: ˈɪɡ.nə.rəns ˈɪz ˈblɪs]

het oneens zijn werkwoord

disagree [disagreed, disagreeing, disagrees](to fail to agree)
verb
[UK: ˌdɪ.sə.ˈɡriː] [US: ˌdɪ.sə.ˈɡriː]

het onze pronoun

ours(that which belongs to us)
pronoun
[UK: ˈaʊəz] [US: ˈaʊərz]

het zekere voor het onzekere nemen werkwoord

err on the side of caution(to act in the least risky manner)
verb

play it safe(take a cautious, risk-free approach)
verb

het zich onttrekken substantief

cop-out(avoidance or inadequate performance of a task or duty)
noun
[UK: ˈkɒp aʊt] [US: ˈkɒp aʊt]

hoger onderwijs substantief

higher education(education at university level or beyond)
noun
[UK: ˈhaɪə(r) ˌe.dʒʊˈk.eɪʃ.n̩] [US: ˈhaɪər ˌe.dʒəˈk.eɪʃ.n̩]

hole-in-one substantief
{m}

hole in one(in golf)
noun

12

Zoek geschiedenis