Nederlands-Engels woordenboek »

-in betekenis in Engels

NederlandsEngels
zich inmengen werkwoord

butt in(to join conversation when not welcome)
verb
[UK: bʌt ɪn] [US: ˈbət ɪn]

zich installeren werkwoord

install [installed, installing, installs](establish or settle in)
verb
[UK: ɪn.ˈstɔːl] [US: ˌɪn.ˈstɒl]

zich niet inlaten met werkwoord

refrain [refrained, refraining, refrains](to keep oneself from action)
verb
[UK: rɪ.ˈfreɪn] [US: rə.ˈfreɪn]

zichzelf in de voet schieten werkwoord

shoot oneself in the foot(to act against one's own interest)
verb

zijn aan het + infinitive werkwoord

be(used to form the continuous forms of various tenses)
verb
[UK: bi] [US: bi]

zijn woorden innemen werkwoord

eat one's words(regret something said)
verb
[UK: iːt wʌnz ˈwɜːdz] [US: ˈiːt wʌnz ˈwɝːdz]

zo maar ineens bijwoord

just like that(without warning)
adverb

567

Zoek geschiedenis