Nederlands-Duits woordenboek »

tij betekenis in Duits

NederlandsDuits
altijddurend bijvoeglijk naamwoord

unendlichAdjektiv

Argentijn m

der Argentinier [des Argentiniers; die Argentinier]Substantiv

Argentijns bijvoeglijk naamwoord

argentinisch [argentinischer; am argentinischsten]Adjektiv

Argentijnse substantief

die Argentinierin [der Argentinierin; die Argentinierinnen]Substantiv

bedenktijd substantief

die Bedenkzeit [der Bedenkzeit; —]Substantiv

benedictijner m

der Benediktiner [des Benediktiners; die Benediktiner]Substantiv

benedictijnermonnik m

der Benediktiner [des Benediktiners; die Benediktiner]Substantiv

benediktijn m

der Benediktiner [des Benediktiners; die Benediktiner]Substantiv

benediktijnermonnik m

der Benediktiner [des Benediktiners; die Benediktiner]Substantiv

bestijgen werkwoord

besteigen [bestieg; hat bestiegen] (Akkusativ)Verb

bestijgen v

ersteigen [erstieg; hat erstiegen]Verb

steigen [stieg; ist gestiegen]Verb

bijdetijds werkwoord

modern [moderte; hat gemodert]Verb

bijtijdenwijlen

dann und wann

von Zeit zu Zeit

bijtijdenwijlen bijvoeglijk naamwoord

zeitweiligAdjektiv

bijtijds

beizeiten

zur rechten Zeit

bijtijds bijvoeglijk naamwoord

zeitig [zeitiger; am zeitigsten]Adjektiv

Byzantijns bijvoeglijk naamwoord

byzantinisch [byzantinischer; am byzantinischsten]Adjektiv

danspartij m

der Ball [des Ball(e)s; die Bälle]Substantiv

destijds

hierauf

destijds bijwoord

alsdannAdverb

damalsAdverb

danachAdverb

dannAdverb

eigentijds bijvoeglijk naamwoord

gegenwärtigAdjektiv

gleichzeitigAdjektiv

festijn

Gelag

festijn substantief

die Zeche [der Zeche; die Zechen]Substantiv

festijn o

das Bankett [des Banketts, des Bankettes; die Bankette]Substantiv

das Festessen [des Festessens; die Festessen]Substantiv

das Gastmahl [des Gastmahls, des Gastmahles; die Gastmähler, die Gastmahle]Substantiv

gelijktijdig bijvoeglijk naamwoord

gleichzeitigAdjektiv

gelijktijdig bijwoord

zugleichAdverb

getij

Ebbe und FlutSubstantiv

getijboek o

das Brevier [des Breviers; die Breviere]Substantiv

getijdenboek o

das Brevier [des Breviers; die Breviere]Substantiv

gewrichtsstijfheid substantief

die Ankylose [der Ankylose; die Ankylosen]Substantiv

indepraktijkbrengen v

praktizieren [praktizierte; hat praktiziert]Verb

123