German-Dutch dictionary »

verkehren [verkehrte; hat/ist verkehrt] meaning in Dutch

GermanDutch
verkehren [verkehrte; hat/ist verkehrt] Verb

aanbelangenv

aangaanv

betreffenv

inelkaarlopenv

inverbindingstaanv

verkerenv

zichverhoudenv

verkehrt [verkehrter; am verkehrtesten] Adjektiv

foutbijvoeglijk naamwoord

misbijvoeglijk naamwoord

onjuistbijvoeglijk naamwoord

tegengesteldbijvoeglijk naamwoord

tegenliggendbijvoeglijk naamwoord

tegenstaandbijvoeglijk naamwoord

tegenstrijdigbijvoeglijk naamwoord

verkeerdbijvoeglijk naamwoord