German-Dutch dictionary »

bitte meaning in Dutch

GermanDutch
bitte

alsjeblieftbijwoord

alstublieftbijwoord

gelievewerkwoord

weeszogoed

die Bitte [der Bitte; die Bitten] Substantiv

aanvraagsubstantief

aanzoeksubstantief

verzoeksubstantief

vraagsubstantief

bitten [bat; hat gebeten] (um +AKK) Verb

aanvragenv

inroepenv

verzoekenv

vragenv

bitter [bitterer; am bittersten] Adjektiv

bitterbijvoeglijk naamwoord

abbitten [bat ab; hat abgebeten] Phrase

gedaankrijgenwerkwoord

erbittern [erbitterte; hat erbittert] Verb

kwaadmakenv

opstangjagenv

vertoornenv

die Fürbitte [der Fürbitte; die Fürbitten] Substantiv

voorbedesubstantief