German-Dutch dictionary »

ver- meaning in Dutch

GermanDutch
verantwortlich Adjektiv

aansprakelijkbijvoeglijk naamwoord

verantwoordelijkbijvoeglijk naamwoord

verarmen [verarmte; ist verarmt] Verb

totarmoedevervallenv

verarmenv

verausgaben [verausgabte; hat verausgabt] Verb

bestedenv

spanderenv

spenderenv

uitgevenv

verterenv

veräußern [veräußerte; hat veräußert] Verb

overdoenv

tappenv

verhandelenv

verkopenv

vervreemdenv

wegdoenv

das Verb [des Verbes, des Verbs; die Verben] Substantiv

werkwoordo

das Verbum [des Verbums; die Verba] Substantiv

werkwoordo

der Verband [des Verband(e)s; die Verbände] Substantiv

bandm

bondm

eenwordingm

ligam

uniem

verbandm

verbondm

verenigingm

zwachtelm

verbinden [verband; hat verbunden] Verb

aanelkaarvastmakenv

aansluitenv

berichtenwerkwoord

bijeenbindenv

bindenv

eenverbandomleggenv

mededelenv

meedelenv

ombindenv

samenbindenv

vastbindenv

vastmakenv

verbindenv

verzorgenvaneenwondv

1234