German-Dutch dictionary »

stand meaning in Dutch

GermanDutch
der Zustand [des Zustand(e)s; die Zustände] Substantiv

standm

standvanzakenm

toestandm

zustandekommen

invervullinggaan

verwezenlijktworden

zuständig Adjektiv

bevoegdbijvoeglijk naamwoord

competentbijvoeglijk naamwoord

deskundigbijvoeglijk naamwoord

vakkundigbijvoeglijk naamwoord

zaakkundigbijvoeglijk naamwoord

567