German-Dutch dictionary »

lese meaning in Dutch

GermanDutch
die Lese [der Lese; die Lesen] Substantiv

oogstsubstantief

opbrengstsubstantief

lesen [las; hat gelesen] Verb

lezenv

leserlich [leserlicher; am leserlichsten] Adjektiv

leesbaarbijvoeglijk naamwoord

die Auslese [der Auslese; die Auslesen] Substantiv

keursubstantief

keus [keuzen]substantief

keuzesubstantief

optiesubstantief

verkiezingsubstantief

auslesen

kiezen

uitkiezenwerkwoord

uitlezenwerkwoord

uitpikkenwerkwoord

uitzoekenwerkwoord

verkiezenwerkwoord

der Maulesel [des Maulesels; die Maulesel] Substantiv

muildierm