German-Dutch dictionary »

erteilen meaning in Dutch

GermanDutch
erteilen [erteilte; hat erteilt] Verb

aangevenv

gevenv

opbrengenv

toebrengenv

toekennenv

verlenenv

verteilen [verteilte; hat verteilt] (an +AKK) Verb

afbrekenv

delenv

distribuerenv

opsplitsenv

rondbrengenv

ronddelenv

rondgevenv

splitsenv

uitdelenv

uitreikenv

verdelenv

Zuschlag erteilen

gunnenwerkwoord

toekennenwerkwoord

toeslaanwerkwoord

toewijzen