German-Dutch dictionary »

erreichen meaning in Dutch

GermanDutch
erreichen [erreichte; hat erreicht] Verb

behalenv

bereikenv

inhalenv

reikentotv

treffenv

herreichen Verb

aangevenwerkwoord

aanreikenwerkwoord

afdragenwerkwoord

doorbrengenwerkwoord

gevenwerkwoord

opbrengenwerkwoord

overbrengenwerkwoord

overgevenwerkwoord

toebrengenwerkwoord

toekennenwerkwoord

toereikenwerkwoord

verdrijvenwerkwoord

verlenenwerkwoord

überreichen [überreichte; hat überreicht] Verb

aanreikenv

overhandigenv

terhandstellenv