German-Dutch dictionary »

ernte meaning in Dutch

GermanDutch
die Ernte [der Ernte; die Ernten] Substantiv

oogstsubstantief

opbrengstsubstantief

entfernt [entfernter; am entferntesten] Adjektiv

afgelegenbijvoeglijk naamwoord

verbijvoeglijk naamwoord

verafbijvoeglijk naamwoord

verafgelegenbijvoeglijk naamwoord

ververwijderdbijvoeglijk naamwoord

verwijderdbijvoeglijk naamwoord

andernteils

bovendienbijwoord

daarenbovenbijwoord

overigensbijwoord

trouwensbijwoord

einernten

oogsten

entfernen [entfernte; hat entfernt] Verb

afschaffenv

eliminerenv

opdoekenv

uitmakenv

verwijderenv

wegdoenv

erlernen [erlernte; hat erlernt] Verb

meesterwordenwerkwoord

onderdekniekrijgenwerkwoord

lernen [lernte; hat gelernt Akkusativ] Verb

aanlerenwerkwoord

lerenwerkwoord

die Mißernte Substantiv

misoogstsubstantief