German-Dutch dictionary »

ebene meaning in Dutch

GermanDutch
die Ebene [der Ebene; die Ebenen] Substantiv

vlaktesubstantief

uneben [unebener; am unebensten] Adjektiv

hobbeligbijvoeglijk naamwoord

oneffenbijvoeglijk naamwoord

ongelijkbijvoeglijk naamwoord

die Untergebene Substantiv

minderem

ondergeschiktem

übertrieben [übertriebener; am übertriebensten] Adjektiv

opgeschroefdbijvoeglijk naamwoord

overcompleetbijvoeglijk naamwoord

overdrevenbijvoeglijk naamwoord