wide meaning in Dutch

English	Dutch
wide [wider, widest] (having a large physical extent from side to side) adjective [UK: waɪd] [US: ˈwaɪd]	breedbijvoeglijk naamwoord wijdbijvoeglijk naamwoord
wide-angle lens (short focal length lens) noun	groothoeklenssubstantief {f}
widescreen (filmed in a greater aspect ratio) adjective [UK: ˈwaɪd.skriːn] [US: ˈwaɪd.skriːn]	breedbeeldbijvoeglijk naamwoord
widescreen (screen with a wider than normal aspect ratio) noun [UK: ˈwaɪd.skriːn] [US: ˈwaɪd.skriːn]	breedbeeldsubstantief {n}
widespread (affecting a large area) adjective [UK: ˈwaɪd.spred] [US: ˈwaɪd.ˈspred]	wijdverspreidbijvoeglijk naamwoord
far and wide (over a great distance or large area) adverb [UK: ˈfɑː(r) ənd waɪd] [US: ˈfɑːr ænd ˈwaɪd]	wijd en zijdbijwoord
worldwide (spanning the world, see also: global) adjective [UK: ˈwɜːl.dwaɪd] [US: ˈwɝːl.ˈdwaɪd]	wereldwijdbijvoeglijk naamwoord wereldwijdebijvoeglijk naamwoord
worldwide (throughout the world) adverb [UK: ˈwɜːl.dwaɪd] [US: ˈwɝːl.ˈdwaɪd]	over de hele wereldbijwoord wereldwijdbijwoord

Your history