where meaning in Dutch

English	Dutch
where (at or in what place) adverb [UK: weə(r)] [US: ˈhwer̩]	waarbijwoord
where (at or in which place) conjunction [UK: weə(r)] [US: ˈhwer̩]	waarvoegwoord waarvanvoegwoord waarvandaanvoegwoord
where [wheres] (the place in which something happens) noun [UK: weə(r)] [US: ˈhwer̩]	waarsubstantief {n} waarheensubstantief {n} waarvansubstantief {n} waarvandaansubstantief {n}
where (the place in which) adverb [UK: weə(r)] [US: ˈhwer̩]	waarvanbijwoord waarvandaanbijwoord
where (to what place) adverb [UK: weə(r)] [US: ˈhwer̩]	waarheenbijwoord waarnaartoebijwoord
where (to which place or situation) conjunction [UK: weə(r)] [US: ˈhwer̩]	waarheenvoegwoord waartoevoegwoord
where are we phrase	waar zijn we?phrase
where are we going (where are we going?) phrase	waar gaan we?phrase
where are you (where are you?) phrase	waar ben je?phrase waar ben U?phrase
where are you from (in which country or region were you born or raised) phrase	waar kom je vandaan?phrase waar komt u vandaan?phrase
where can I find a hotel phrase	waar kan ik een hotel vindenphrase
where do you live (where do you live?) phrase	waar woon je?phrase waar woont u?phrase
where does this bus go phrase	waar gaat deze bus naartoe?phrase
where does this train go phrase	waar gaat deze trein naartoe?phrase
where is the toilet phrase	waar is de wc?phrase waar is het toilet?phrase
where there is a will there is a way (if someone wants or wills something strongly enough, a way can be found) phrase	is een wegphrase waar een wil isphrase willen is kunnenphrase
where there's smoke, there's fire (if there is a hint of something occurring it could indeed be true, but rumors should be handled with skepticism) phrase	waar rook is is vuurphrase
whereabouts (location) noun [UK: ˌweər.ə.ˈbaʊts] [US: ˌhwer.ə.ˈbaʊts]	verblijfplaatssubstantief
whereabouts (near what location) adverb [UK: ˌweər.ə.ˈbaʊts] [US: ˌhwer.ə.ˈbaʊts]	waaromtrentbijwoord
whereafter (translation) adverb [UK: weərˈaftə] [US: werˈæftɚ]	waarnabijwoord
whereas (but in contrast; whilst on the contrary…) conjunction [UK: weər.ˈæz] [US: hwer.ˈæz]	hoewelvoegwoord ofschoonvoegwoord terwijlvoegwoord
whereas (clause) noun [UK: weər.ˈæz] [US: hwer.ˈæz]	terwijlsubstantief vermitssubstantief
whereas (it being the case that…) conjunction [UK: weər.ˈæz] [US: hwer.ˈæz]	aangezienvoegwoord

12 >↑

where meaning in Dutch

Your history

Online dictionaries

Might be interested