English-Dutch dictionary »

vocal meaning in Dutch

English	Dutch
vocal (of or pertaining to the voice or speech) adjective [UK: ˈvəʊk.l̩] [US: ˈvoʊk.l̩]	vocalbijvoeglijk naamwoord {m}
vocal (uttered or modulated by the voice) adjective [UK: ˈvəʊk.l̩] [US: ˈvoʊk.l̩]	stembijvoeglijk naamwoord {f}
vocal adjective [UK: ˈvəʊk.l̩] [US: ˈvoʊk.l̩]	stem-bijvoeglijk naamwoord
vocal cord [vocal cords] (folds of mucous membrane) noun [UK: ˈvəʊk.l̩ kɔːd] [US: ˈvoʊk.l̩ ˈkɔːrd]	stembandsubstantief {m}
vocal cords (folds of tissue) noun [UK: ˈvəʊk.l̩ kɔːdz] [US: ˈvoʊk.l̩ ˈkɔːrdz]	stembandensubstantief {m-Pl}
vocalization [vocalizations] (supplying the vowels (diacritics), e.g. Arabic and Hebrew) noun [UK: ˌvəʊk.ə.laɪ.ˈzeɪ.ʃən] [US: ˌvəʊk.ə.laɪ.ˈzeɪ.ʃən]	vocalisatiesubstantief vocaliseringsubstantief
equivocal (capable of being ascribed to different motives, or of signifying opposite feelings, purposes, or characters) adjective [UK: ɪ.ˈkwɪ.vək.l̩] [US: ɪ.ˈkwɪ.vək.l̩]	twijfelachtigbijvoeglijk naamwoord
equivocal (having several applicable significations) adjective [UK: ɪ.ˈkwɪ.vək.l̩] [US: ɪ.ˈkwɪ.vək.l̩]	dubbelzinnigbijvoeglijk naamwoord
unequivocal (without ambiguity) adjective [UK: ˌʌ.nɪ.ˈkwɪ.vək.l̩] [US: ˌʌ.nɪ.ˈkwɪ.vək.l̩]	eenduidigbijvoeglijk naamwoord onmiskenbaarbijvoeglijk naamwoord
unequivocal (without equal) adjective [UK: ˌʌ.nɪ.ˈkwɪ.vək.l̩] [US: ˌʌ.nɪ.ˈkwɪ.vək.l̩]	ongeëvenaardbijvoeglijk naamwoord
univocal (having only one possible meaning) adjective [UK: jˈuːnɪvˌɒkəl] [US: jˈuːnɪvˌɑːkəl]	eenduidigbijvoeglijk naamwoord

Default dictionary:
Theme
Change language (English)
- Magyar
- Nederlands
Own wordlists
- -
Dictionaries
Extras
Impressum
Feedback
Help
News
Data Protection
Terms