turkey meaning in Dutch

English	Dutch
turkey [turkeys] (bird in the genus Meleagris) noun [UK: ˈtɜːk.i] [US: ˈtɝːk.i]	kalkoensubstantief {m}
Turkey (country at intersection of Europe and Asia) proper noun [UK: ˈtɜːk.i] [US: ˈtɝːk.i]	Turkijeeigennam
turkey-chick (young turkey) noun	kalkoenkuikensubstantief {n}
turkey-hen (female turkey) noun [UK: ˈtɜːk.i hen] [US: ˈtɝːk.i ˈhen]	kalkoenhensubstantief {f} vrouwelijke kalkoensubstantief {f}
Turkey oak (Quercus cerris) noun [UK: ˈtɜːk.i əʊk] [US: ˈtɝːk.i oʊk]	moseiksubstantief
turkeycock (male turkey) noun	kalkoenhaansubstantief {m} mannelijke kalkoensubstantief {f}
cold turkey (abruptly) adverb [UK: kəʊld ˈtɜːk.i] [US: koʊld ˈtɝːk.i]	ineensbijwoord
cold turkey (sudden and complete withdrawal) noun [UK: kəʊld ˈtɜːk.i] [US: koʊld ˈtɝːk.i]	abrupte ontwenningsubstantief
cold turkey (symptoms of withdrawal) noun [UK: kəʊld ˈtɜːk.i] [US: koʊld ˈtɝːk.i]	ontwenningsverschijnselensubstantief
Republic of Turkey (former official name of the country of Turkey) proper noun [UK: rɪ.ˈpʌ.blɪk əv ˈtɜːk.i] [US: ri.ˈpʌ.blək əv ˈtɝːk.i]	Republiek Turkijeeigennam {f}
Swabian Turkey (region) proper noun	Zwabisch Turkijeeigennam
wild turkey (Meleagris gallopavo) noun [UK: waɪld ˈtɜːk.i] [US: ˈwaɪld ˈtɝːk.i]	kalkoensubstantief {m}
zebra turkeyfish (venomous fish) noun	gestreepte dwergkoraalduivelsubstantief

Your history