English-Dutch dictionary »

tone meaning in Dutch

EnglishDutch
limestone [limestones] (abundant rock of marine and fresh-water sediments)
noun
[UK: ˈlaɪm.stəʊn]
[US: ˈlaɪmˌstoʊn]

kalksteensubstantief
{n}

lodestone (natural magnet)
noun
[UK: ˈləʊd.stəʊn]
[US: ˈlodˌstoʊn]

zeilsteensubstantief
{m}

markstone (boundary stone)
noun

marksteensubstantief
{m}

milestone [milestones] (important event)
noun
[UK: ˈmaɪl.stəʊn]
[US: ˈmaɪlˌstoʊn]

keerpuntsubstantief
{n}

milestone [milestones] (one of a series of numbered markers placed along a road at regular intervals)
noun
[UK: ˈmaɪl.stəʊn]
[US: ˈmaɪlˌstoʊn]

mijlpaalsubstantief
{m}

mijlsteensubstantief
{m}

millstone [millstones] (large round stone used for grinding grain)
noun
[UK: ˈmɪl.stəʊn]
[US: ˈmɪlˌstoʊn]

molensteensubstantief
{m}

moonstone [moonstones] (translucent gemstone)
noun
[UK: ˈmuːn.stəʊn]
[US: ˈmuːnˌstoʊn]

maansteensubstantief
{m}

peritoneum [peritoneums] (serous membrane in mammals)
noun
[UK: ˌpe.rɪ.tə.ˈniəm]
[US: ˌpe.rɪ.tə.ˈniəm]

buikvliessubstantief
{n}

peritoneumsubstantief
{n}

philosopher's stone noun
[UK: fɪˈlɒsəfəz stəʊn ]
[US: fəˈlɑsəfərz stoʊn ]

steen der wijzensubstantief
{m}

precious stone (gem)
noun
[UK: ˈpre.ʃəs stəʊn]
[US: ˈpre.ʃəs ˈstoʊn]

edelsteensubstantief
{m}

ringtone (sound made by a telephone when ringing)
noun
[UK: ˈrɪŋ.ˌtəʊn]
[US: ˈrɪŋˌtoʊn]

beltoonsubstantief
{m}

ringtonesubstantief
{m}

Rosetta Stone (large inscribed stone)
proper noun
[UK: roˈze.tə stəʊn]
[US: roˈze.tə ˈstoʊn]

Steen van Rosetteeigennam
{m}

runestone (stone with a runic inscription)
noun

runensteensubstantief
{m}

sandstone [sandstones] (sand/clay sedimentary rock)
noun
[UK: ˈsænd.stəʊn]
[US: ˈsændˌstoʊn]

zandsteensubstantief
{m}

set in stone (permanent)
adjective
[UK: set ɪn stəʊn]
[US: ˈset ɪn ˈstoʊn]

in steen gebeiteldbijvoeglijk naamwoord

set in stone (to make permanent)
verb
[UK: set ɪn stəʊn]
[US: ˈset ɪn ˈstoʊn]

in steen beitelenwerkwoord

Siberian stonechat (Saxicola maurus)
noun

Aziatische roodborsttapuitsubstantief
{m}

siltstone (type of rock)
noun

siltsteensubstantief

soapstone (soft rock)
noun
[UK: ˈsəʊpstəʊn]
[US: ˈsəʊpstəʊn]

speksteensubstantief
{m}

stone [stoned, stoning, stones] (to intoxicate, especially with narcotics)
verb
[UK: stəʊn]
[US: ˈstoʊn]

zich drogerenwerkwoord

Stone Age (prehistoric period)
proper noun
[UK: ˈstəʊn.ˈeɪdʒ]
[US: ˈstəʊn.ˈeɪdʒ]

steentijdeigennam
{m}

stenen tijdperkeigennam
{n}

stone curlew (species of large terrestrial birds)
noun
[UK: stəʊn ˈkɜː.ljuː]
[US: ˈstoʊn ˈkɝː.ljuː]

grielsubstantief
{m}

stone dead (unquestionably dead)
adjective

morsdoodbijvoeglijk naamwoord

stone deaf (utterly deaf)
adjective
[UK: stəʊn def]
[US: ˈstoʊn ˈdef]

potdoofbijvoeglijk naamwoord

stokdoofbijvoeglijk naamwoord

stone paper (type of paper)
noun

steenpapiersubstantief
{n}

stone's throw (short distance)
noun
[UK: ˈstəʊnz.ˈθrəʊ]
[US: ˈstəʊnz.ˈθrəʊ]

boogscheutsubstantief
{m}

steenworpsubstantief
{m}

stonecrop (Sedum)
noun
[UK: stˈəʊnkrɒp]
[US: stˈoʊnkrɑːp]

sedumsubstantief
{n}

vetkruidsubstantief
{n}

stonemason [stonemasons] (one who works in stone)
noun
[UK: ˈstəʊn.meɪs.n̩]
[US: ˈstoʊn.meɪs.n̩]

steenhouwersubstantief
{m}

stonen (Made of stone)
adjective
[UK: stˈəʊnən]
[US: stˈoʊnən]

stenenbijvoeglijk naamwoord

stonewall [stonewalled, stonewalling, stonewalls] (to refuse to answer or cooperate)
verb
[UK: stəʊn.ˈwɔːl]
[US: stoʊn.ˈwɔːl]

betonnerenwerkwoord

tombstone [tombstones] (stone on grave)
noun
[UK: ˈtuːm.stəʊn]
[US: ˈtuːmˌstoʊn]

gedenktekensubstantief
{n}

grafsteensubstantief
{m}

zerksubstantief
{m} {f}

123

Your history