English-Dutch dictionary »

tale meaning in Dutch

EnglishDutch
tale [tales] (type of story)
noun
[UK: teɪl]
[US: ˈteɪl]

verhaaltjesubstantief
{n}

vertelselsubstantief
{n}

talent [talents] (marked ability or skill)
noun
[UK: ˈtæ.lənt]
[US: ˈtæ.lənt]

aanlegsubstantief
{m}

begaafdheidsubstantief
{f}

gave [gaven]substantief
{f}

talentsubstantief
{n}

talented (endowed with talents)
adjective
[UK: ˈtæ.lən.tɪd]
[US: ˈtæ.lən.təd]

getalenteerdbijvoeglijk naamwoord

catalepsy [catalepsies] noun
[UK: ˈkæ.tə.lep.si]
[US: ˈkæ.tə.lep.si]

catalepsiesubstantief
{f}

katalepsiesubstantief
{f}

fairy tale [fairy tales] (folktale)
noun
[UK: ˈfeə.ri teɪl]
[US: ˈfe.ri ˈteɪl]

sprookjesubstantief
{n}

fairy-tale (of the nature of a fairy tale; as if from a fairy tale)
adjective
[UK: ˈfeə.rɪ.teɪl]
[US: ˈfeə.rɪ.teɪl]

sprookjesachtigbijvoeglijk naamwoord

folktale [folktales] (story that is part of the oral tradition of a people)
noun
[UK: ˈfəʊk.teɪl]
[US: ˈfoʊk.teɪl]

volksverhaalsubstantief
{n}

old wives' tale (rumour, myth or superstition)
noun
[UK: əʊld ˈwaɪvz teɪl]
[US: oʊld ˈwaɪvz ˈteɪl]

bakerpraatjesubstantief
{n}

stale [staler, stalest] (having lost its freshness)
adjective
[UK: steɪl]
[US: ˈsteɪl]

brakbijvoeglijk naamwoord

mufbijvoeglijk naamwoord

oudbakkenbijvoeglijk naamwoord

verschaaldbijvoeglijk naamwoord

vervallenbijvoeglijk naamwoord

stale [staler, stalest] (no longer new or interesting)
adjective
[UK: steɪl]
[US: ˈsteɪl]

ouderwetsbijvoeglijk naamwoord

stalemate [stalemates] (chess term)
noun
[UK: ˈsteɪl.meɪt]
[US: ˈsteɪl.ˌmet]

patsubstantief
{m}

patstellingsubstantief
{m}

tall tale (a greatly exaggerated, fantastic story)
noun
[UK: tɔːl teɪl]
[US: ˈtɒl ˈteɪl]

sterk verhaalsubstantief

teetotaler [teetotalers] (person who completely abstains from alcohol)
noun
[UK: tiːˈtəʊtlə ]
[US: ˌtiˌtoʊˈteɪlər ]

geheelonthoudersubstantief
{m}

geheelonthoudstersubstantief
{f}

tell tales out of school (reveal confidential or sensitive information)
verb
[UK: tel teɪlz ˈaʊt əv skuːl]
[US: ˈtel ˈteɪlz ˈaʊt əv ˈskuːl]

uit de school klappenwerkwoord

telltale [telltales] (one who divulges private information)
noun
[UK: ˈtel.teɪl]
[US: ˈtel.ˌtel]

klikspaansubstantief

telltale [telltales] (something that serves to reveal)
noun
[UK: ˈtel.teɪl]
[US: ˈtel.ˌtel]

aanwijzingsubstantief
{f}

↑

Your history

    Online dictionaries

    Might be interested