English-Dutch dictionary »

spade meaning in Dutch

EnglishDutch
spade [spades] (a garden tool with a handle and a flat blade for digging)
noun
[UK: speɪd]
[US: ˈspeɪd]

schepsubstantief
{f}

schopsubstantief
{f}

schupsubstantief
{f}

spadesubstantief
{f}

spade [spades] (one of the black suits in a deck of cards)
noun
[UK: speɪd]
[US: ˈspeɪd]

schoppensubstantief
{Pl}

schuppensubstantief
{Pl}

spades (suit of playing cards)
noun
[UK: speɪdz]
[US: ˈspeɪdz]

schoppensubstantief
{m} {f}

ace of spades (playing card)
noun

schoppenaassubstantief
{m} {n}

call a spade a spade (to speak the truth)
verb
[UK: kɔːl ə speɪd ə speɪd]
[US: ˈkɒl ə ˈspeɪd ə ˈspeɪd]

de dingen bij hun naam noemenwerkwoord

een kat een kat noemenwerkwoord

man en paard noemenwerkwoord

zeggen zoals het iswerkwoord

in spades (to excess)
preposition
[UK: ɪn speɪdz]
[US: ɪn ˈspeɪdz]

bij de vleetpreposition

in overvloedpreposition

te overpreposition

jack of spades (playing card)
noun

schoppenboersubstantief
{m}